Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/55

Deze pagina is gevalideerd
 

DE NOTENKRAKER.

NUCIFRAGA CARYOCATACTES.


De Notenkrakers zijn vogels, die in vorm het meest de Kraaijen nabijkomen, waaronder zij dan ook door vroegere geleerden werden gerangschikt. Hun eigenaardigen naam hebben zij te danken aan hunne gewoonte, om kleine noten in den bek, en grootere met den punt des snavels te kraken of te breken.

Er bestaan van dit geslacht slechts drie soorten. De hier afgebeelde soort bewoont Europa en het koude Azië. Zij broeit in het Noordelijk gedeelte van ons werelddeel, en verhuist des winters naar het gematigde Europa, waar deze vogels alsdan dikwijls bij duizenden worden gezien. Hier te lande komen zij slechts nu en dan, meestal in groote menigte, overwinteren of doortrekken. Er gaan echter weinig winters voorbij, waarin deze vogels niet bij ons worden opgemerkt; doch het merkwaardige hierbij is, dat hun aantal òf zeer gering òf groot is.

Verschil van sekse of ouderdom wordt bij deze vogels door geenerlei uiterlijk kenteeken aangeduid. Zij broeijen in Noord-Scandinavië, Kamschatka, het koude Siberië, Azië en Japan. Aangaande hunne wijze van broeijen, hun nest, de kleur en het getal hunner eijeren, heeft men eerst kortelings eenige kennis opgedaan, en al hetgeen men er vroeger van mededeelde, is gebleken geheel onjuist te zijn.

Dr. Tristram beschreef eijeren (Ibis, 1860, blz. 169—170), welke hem als van den Notenkraker afkomstig, gezonden waren, doch naderhand bleken, niet de echte geweest te zijn. Mr. H. W. Whedwright zond later (1860) eijeren uit Zweden, welke hij voor die van den Notenkraker hield, en deze eijeren werden te Londen voor vrij hooge prijzen verkocht; later bleek echter, dat 't slechts Ekster-eijeren waren.

De Heer E. Schütt schreef in het Journal für Ornithologie (1863, blz. 170) een artikel over het broeijen van deze vogelsoort, en inderdaad schijnt hij de eerste geweest te zijn, die de ware eijeren beschreef.