der dennen, maar zij nuttigt ook die van beuken (zoogenaamde beukennootjes); ook wil zij wel eens aan appelen, peren en eikels pikken, doch hoofdzakelijk eten ze de daarin aanwezige insecten.
Haar stemgeluid, dat bij beide seksen geheel eenerlei is, staat, als ware 't, tusschen dat van de Gewone en de Zwartkop-Mees in; het is zwakker, maar even helder als dat van eerstgenoemde, en krachtiger en niet zoo heesch als dat der Zwartkop-Mees. Haar gewoon geroep of lokgeluid is iets doordringender, dan dat van andere Meezen, en kan het best met de syllaben „tsie-zingk-zingk" vergeleken worden; op de eerste syllabe „tsie" drukken zij wat sterker, dan de Pimpel en de Gewone Mees. Over 't algemeen laat deze soort zich veel minder hooren, dan andere soorten. Ook in het voorjaar, wanneer andere Meezen, bij haar gewoon geroep, nog een korten zang voegen, blijft de Dennemees even stil als in het najaar.
Men vangt ze niet zoo ligt, als de andere soorten, vermits zij meestal hoog in de boomen zitten en bijzonder onrustig van aard zijn. Tegen den Uil zijn zij even woedend, als tal van andere vogels, doch zij vergenoegen er zich meê, hem van verre uit te jouwen; om die reden wordt men ze met Uil en lijmstokken niet zoo spoedig meester. Niettemin vangt men ze in het koude jaargetijde toch zeer dikwijls, bij lokvogels in knipkooijen. Hoewel zij in gevangenschap veel moeijelijker, dan andere soorten, in het leven te houden zijn, zullen zij echter, bij eene goede, zorgvuldige behandeling, even goed tieren als de Gewone Mees; als voedsel dienen zij veel meelwormen, beuken- en dennenzaden te hebben. In de kooi hoort men ze zelden, zoodat zij niet als lokvogels kunnen gebruikt worden. Sedert eenige weken heb ik er een in de kamer rondvliegende; ik voed het met gekneusd hennepzaad, stukjes hazelnoot en nu en dan een meelworm. Het is zeer mak, slaapt 's nachts in een rol teekenpapier, en is zoo gezond en vrolijk als ware het in vrijheid.
Eene verwante soort, die iets grooter is, doch op het eerste gezigt bijna niet van de hier afgebeelde kan worden onderscheiden, bewoont Java en wordt in de wetenschap Parus atriceps genoemd.