jongen, die hun honger luidkeels te kennen gaven. Daar beide nesten hoog in den boom lagen, zoodat ik geen kans zag, ze te bemagtigen, troostte ik mij met ze ten minste op mijn gemak waar te nemen, in de verwachting, dat nu ook de ouden weldra zouden terugkomen. Die oudjes schenen echter even geduldig mijn vertrek af te wachten; zij kwamen althans eerst te voorschijn, nadat ik van standplaats veranderd was en mij verborgen had. De boomen, waarin de nesten lagen, stonden digt bij elkaêr, en de nestholen bevonden zich ongeveer 40 voet boven den grond. De jongen uit beide nesten hadden in 't begin telkens de koppen uit het gat gestoken en nieuwsgierig naar buiten geloerd, totdat zij, naar ik ten minste meen, door hunne ouders voor het gevaar gewaarschuwd waren; nu hield hun hongerig getjilp plotseling op, en geen spoor van leven was er meer te ontdekken. Eenige minuten later kwam, in de nabijheid van het 't digtst bij mij gelegen nest, een der ouden te voorschijn. Hij sprong, even als een Lijster, bedaard en voorzigtig door de takken, bleef nog even links en regts uitzien, en schoot toen onverwachts tegen den stam onder het gat; eerst stak hij er den kop in, en kroop vervolgens zeer voorzigtig (even als iemand, die onopgemerkt eene huisdeur binnensluipt) naar beneden. Het gat moet tamelijk ruim zijn geweest; althans de vogel was er geheel in verdwenen, en na eenige oogenblikken. was ook de andere oude even handig naar omlaag geduikeld en had zich mede daarbinnen aan alle verdere waarneming onttrokken.
De Groene Specht broeit in al onze houtrijke provinciën, vooral in Gelderland. Men vindt hem des zomers, vooral 's ochtends vroeg, vrij talrijk in het lagere boschhout langs het kanaal van 's Gravenhage naar Scheveningen; blijkbaar nestelt hij dus ook in die streken. Materialen voor den nestbouw behoeft hij niet aan te voeren, vermits, waar het nest verwijd of uitgediept is, de molm of het verbrijzelde hout reeds een zachten bodem vormt. De eijeren zijn geheel wit, glanzig en fijn van schaal; men vindt ze soms ook roodachtig gevlekt, doch deze zijn hoogstwaarschijnlijk door een of ander in het boomhol aanwezig vocht gekleurd of misschien wel bevuild met de roode, zuur riekende vloeistof, die in de poppen der houtmot gevonden wordt; men kan er althans de roode, ongelijk verdeelde vlekken zeer gemakkelijk afwasschen. Het aantal eijeren (die door beide ouden bebroeid worden) verschilt van 4 tot 7. De jongen worden met insecten, gedeeltelijk uit den bek, gedeeltelijk uil de keel gevoêrd. Bij gebreke van krop, vult (volgens waarnemingen van verschillende ornithologen) de Specht zich de keel