DE WATERSPEEEUW.
CINCLUS AQUATICUS.
De Waterspreeuw, in het Fransch Merle d'eau, in het Duitsch Wasserstaar en in het Engelsch Waterousel genaamd, herinnert door zijne vormen aan de Rotslijsters (Petrocincla), doch is veel korter van ligchaam. In zijne bewegingen heeft hij iets eigenaardigs, en in dat opzigt staat hij tusschen den IJsvogel en den Kwikstaart in. Hij leeft namelijk nabij beken en stroomen, vliegt door het neerstortende water van bergbronnen of watervallen, om de daarin aanwezige insecten te vangen, en loopt behendig over steenen in beken, even als de Kwikstaart dit langs de oevers der rivieren doet. In ons land vindt men hem vooral in Gelderland, Overijssel en Groningen, doch in de kustprovinciën komt hij zelden voor. Zijn woongebied strekt zich verder uit over geheel Europa, het Noord-Oosten van Afrika en het Westen van Azië tot hoog in het Noorden. Hij bezoekt ook het gebergte tot duizenden voeten boven de oppervlakte der zee, en komt in de Sierra Nevada tot op 7000 voet hoogte voor.
De Waterspreeuw is een van de belangrijkste vogels der schepping, daar hij vele eigenaardige bijzonderheden in zich vereenigt. Hij is overal een standvogel, en kan het koudste klimaat verdragen; zelfs in het midden der strengste winters ziet men hem, den geheelen dag door, zich in het weinig overgebleven water en tusschen het ijs dompelen. Hij vliegt ongelooflijk snel door het bruisende water der stroomen, duikelt in het meer of de beek en kan, even als de Duik-Eend, wel twintig seconden onder water blijven. Blijkens menigvuldige waarnemingen, loopt hij ook op den bodem van ondiepe rivieren, en voedt zich met insecten, vischkuit of slakken, welke hij daar of tusschen het wier vindt. Onder water beweegt hij zich hoofdzakelijk met de vleugels, en, daar zijn specifiek gewigt nagenoeg met dat van het water gelijkstaat, behoeft hij slechts zeer geringe krachts-