Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/13

Deze pagina is gevalideerd
 

DE SPERWER.

NISUS FRINGILLARIUS.


Sperwers zijn eigenlijk kleine Havikken, gelijk de Toren- en de Boomvalk kleine Valken zijn. Zij zijn bijzonder slank gebouwd, hebben zeer lange teenen, een kleinen doch scherpen bek, tamelijk korte, afgeronde vleugels en een meestal langen staart.

Ofschoon de Sperwer overal, en waarlijk niet ten onregte, in een kwaden roep staat, is hij evenwel een uiterst belangrijke, schoon gevormde vogel; hij is een ware type van een roofvogel, een volkomen toegeruste moordenaar. Vrij algemeen, doch verkeerdelijk, wordt ondersteld, dat roofvogels naar gelang van hunne grootte kwaadaardiger en gevaarlijker zijn, zoodat men de kleinere soorten als de onschuldigste zou moeten beschouwen. Juist het omgekeerde is het geval. Men vreest den Gier, die zich met krengen voedt, en doodt den Arend, die, behalve het reeds gestorven dier, soms een haas, konijn of jongen gems verslindt. De kleine Havikken daarentegen zien er zoo net en aardig uit, dat zelfs het meest onopgesmukt relaas van hunne misdaden door velen als een schromelijke overdrijving zou worden uitgekreten. Trouwens kunnen alleen zij, die den vogel meer van nabij kennen, gelooven, dat een paar Sperwers, als zij jongen hebben, dagelijks 20 à 30 oude of jonge vogeltjes of muizen om 't leven brengen, dat een Sperwer gemiddeld een vogel daags, dus ruim 300 's jaars, vernielt, en dat hij, als de nood hem dringt, zelfs Patrijzen, Duiven of Hoenders doodt of verminkt. Niet alleen grijpt hij de ouden tusschen het gebladerte onverwachts in den nek; niet alleen komt hij den onschuldigen Leeuwerik, te midden van diens morgenlied, hoog in de lucht, moorddadig overvallen, maar hij loert ook op hunne nesten, nijpt de jongen levend in de klaauwen, en sleept ze soms met nest en al weg. Woestheid, bloeddorst, onmeêdoogendheid, gepaard met eene