DE HEIDEZANGER.
CALAMODYTA LOCUSTELLA.
De hier beschreven vogel wordt gewoonlijk, mijns inziens echter verkeerdelijk, Sprinkhaan-Rietzanger genoemd. De naam „Heidezanger" is slechts een hem door mij toegedachte titel, dien ik gemeend heb boven den straks genoemden te moeten verkiezen. Immers is de hier bedoelde vogel geen Rietzanger; integendeel, hij leeft verre van het riet, in drooge streken, in de heesters der tuinen, op de vlakten, maar vooral op de heide.
Blijkbaar heeft zijn gezang of gewoon geroep, dat volgens sommigen eenige overeenkomst met het geluid der Sprinkhanen moet hebben, tot het scheppen van dien onjuisten naam aanleiding gegeven. Beter ware 't echter geweest, dat men hem, even als in Engeland, waar hij Grashopper-warbler heet, eenvoudig „Sprinkhaan-zanger" had genoemd, zonder bij dien naam qualiteiten aan te duiden, die dezen vogel evenmin als den Boschrietzanger van nature eigen zijn.
De Heidezanger bewoont gematigd Europa en Midden-Azië. Hier te lande verschijnt hij in de laatste dagen van April, om in September weder, tot Noord-Afrika, heên te trekken, terwijl, even als hoogstwaarschijnlijk met alle Aziatische trekvogels het geval zal zijn, ook de aldaar gebroeid hebbende voorwerpen verder zuidwaarts trekken.
Er bestaat bij dezen vogel geen uiterlijk verschil tusschen de seksen, ofschoon men zeer veel onderlinge afwijkingen in kleur of tint onder de verschillende voorwerpen kan opmerken. De jongen zijn echter steeds te herkennen aan hun los gevederte, dat echter zeer glanzig aan de onderdeelen is, en vooral aan de meer duidelijke zoomen der rug- en vleugelveêren. Onder de ouden vindt men er met eene bruine of geelbruine, en anderen met eene licht olijfbruine grondkleur. Aanvankelijk meende ik, dat deze kleurwijzigingen aan het seizoen of aan eenige