vroeg tot 's avonds laat, al den gevangen voorraad op of naast het nest brengende. Zoo vond men eens, bij het ontdekken van een Sperwersnest, 15 kuikens van Fazanten, 4 jonge Patrijzen, 5 Hoenderkuikens, 1 Goudvink, 2 Veldpiepers en 2 Leeuwerikken, allen versch gedood.
De Sperwer maakt een beter afgewerkt nest, dan de meeste andere roofvogels, en bekleedt het met haar en mos. Dikwijls herbouwt hij vervallen kraaijen-, ekster- of duivennesten. Men vindt hem nu eens op rotsen, dan weder in boomen nestelende. De eijeren—men vindt er meestal 5 in één broeisel—zijn, in verhouding tot den vogel, tamelijk groot, vuil blaauwachtig wit, met roode vlekken en strepen.
In gevangenschap heeft de Sperwer weinig aantrekkelijks; door zijne zeer volkomen ontwikkeling en vlugge bewegingen is hij wel is waar uiterst belangrijk, doch, al vindt hij in den mensen soms een bewonderaar, toch wordt hij nimmer zijn vriend, en hij is ook te koppig, te nijdig en te wantrouwend, dan dat hij ooit met eenig ander levend wezen in vriendschapsbetrekkingen zou kunnen treden.