Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/235

Deze pagina is gevalideerd
 

DE PARADIJSWEÊUW

VIDUA PARADISEA.


Van al onze kamervogels is de Paradijs- of Koningsweêuw ongetwijfeld de meest in 't oog vallende soort. Het is een vogel der salons; in prachtige, gedecoreerde huizen, onder welriekende bloemen en tropische gewassen, te midden van rijkdom en weelde, en in eene groote, kostbare volière, daar behoort hij t'huis. In een onaanzienlijk kooitje, in een koud, tochtig of slecht gemeubileerd vertrek is zulk een vogel volstrekt niet op zijne plaats: hij is er niet in harmonie met de omgeving en maakt er ongeveer hetzelfde effect, als een windhond in het voorhuis van den melkboer.

De Paradijsweêuw is, zoolang zijn prachtkleed duurt, een ware aristocraat, een bedaarde, deftige vogel, die zich tegenover minder aanzienlijke kooigenooten aanstelt, alsof hij ze volstrekt niet kent. Niet dat hij inderdaad van nature zoo trotsch is: een vogel is dit nooit; alleen wij verbeelden ons dit, of liever, de eigenaardige houdingen, welke een dier soms aanneemt, herinneren ons aan de bespottelijke, aanmatigende poses, welke sommige lui in hun onverstand meenen te moeten aannemen: zóó vinden we maar al te vaak de gebreken of eigenschappen der menschen bij de dieren terug. Hierbij dient echter wèl in 't oog gehouden te worden, dat de houding van het dier, vooral van den vogel, steeds aan zijne vormen of aan eene of andere verklaarbare bijzonderheid van zijn kleed of gevederte is toe te schrijven. Zoo ook, om ons bij den thans beschreven vogel te bepalen, houdt de Paradijsweêuw zich alleen dáárom zoo bedaard en zoo trotsch overeind, om haar langen staart voor beschadiging te vrijwaren. Zoodra echter dit lange sieraad is afgeworpen, wordt zij weder even wild, dartel en gezellig, als al hare minder sierlijke natuurgenooten.

Het vaderland der Pardijsweêuw is Afrika, inzonderheid het Noord-Oosten