over den overigens donkerbruinen bovenkop; rug, vleugels en bovenstaartdekveêren donkerbruin, in het midden zwart, en elke veder licht gerand; staart- en vleugelpennen bruingraauw. Dezelfde kleuren heeft ook het jong, dat echter iets duidelijker gestreept is, en ook het mannetje in het onvolkomen kleed. Het jonge mannetje onderscheidt zich echter door zijn zwarteren bek en steeds bruinere nekveêren.
Van al de soorten (7 of 8) zijn de wijfjes en mannetjes in hun onvolkomen gevederte zeer gelijk gekleurd, zoodat het dikwijls zeer moeijelijk valt, de soorten te bepalen. Er bestaat niettemin eenig verschil in grootte tusschen de wijfjes van sommige soorten. De reeds beschreven V. serena, zoo groot als een Ringmusch, is de kleinste; de hier afgebeelde heeft de grootte van een Geelgors, of is nog iets grooter.
De eigenlijke Koningsweêuw (V. regia) die in kleur met de hier afgebeelde zeer veel overeenkomt, is steeds te herkennen aan het roode van bek en poolen, terwijl eene vierde zeldzaam bij ons ingevoerde soort, de V. chera of Chera progne, de grootte van een Leeuwerik heeft.
Voor zooverre bekend is, broeijen de Weêuwtjes niet in gevangenschap, althans zijn de pogingen, door vele vogelliefhebbers daartoe aangewend, steeds mislukt. Dit is des te meer te betreuren, daar we ten opzigte der nesten en eijeren van deze vogels weinig of niets weten; de informatiën toch van jagers en verzamelaars zijn maar al te dikwijls òf geheel uit de lucht gegrepen, òf althans zeer onjuist en onvolledig. De Bonte Weêuw heeft wel bij vele vogelliefhebbers neiging tot nestbouw getoond, en zelfs in groote volières een nest vervaardigd, doch het daarbij nimmer tot eijerleggen gebragt.
Men koopt de Paradijsweêuw voor ongeveer 5 à 12 gulden het paar, zoolang beiden hun winterkleed dragen. Gedurende de drie à vier maanden, waarin het mannetje zijn prachtcostuum vertoont, zijn ze natuurlijk duurder. Soms ook bevindt men, dat een in het graauwe kleed gekocht paar uit twee wijfjes bestaat: trouwens zien de meeste vogelhandelaars geen verschil tusschen de seksen, en sommigen weten zelfs niet eens, dat het zoo fraai gevederde mannetje vroeger zulk een eenvoudig pakje droeg. Daarbij komt ook nog, dat niet alle mannetjes even volkomen en even geregeld verkleuren of veranderen; reeds in hun natuurstaat is de rui- en kleurtijd zeer ongelijk, zoodat dikwijls het eene voorwerp vroeg in den winter, het andere daarentegen vroeg in den zomer zijne lange