elkander goed verstaan en zelfs hunne gevoelens elkander kunnen mededeelen, blijkt uit de volgende bijzonderheid, die ik zelf waarnam. Eenigen tijd geleden had een vogelhandelaar te Londen drie Blaauwe Ara's bij elkaêr in eene kleine armoedige kooi; zij waren pas aangekomen, en vlogen, als woeste, wilde gevangenen, hunne vleugels tegen de traliën stuk, beten naar al wat nabij de kooi kwam, en hadden reeds den handelaar de vingers verwond, hetgeen voor hem eene reden te meer was om hen hoe eer hoe beter over te doen. Toevallig ontving hij dienzelfden dag eene aanvraag om vier zulke vogels; om nu dit getal vol te maken, plaatste hij een sedert lang gekooiden Blaauwen Ara bij de nieuwelingen. Na eenige oogenblikken van onderlinge inspectie, ging de tamme vogel tusschen zijne nieuwe makkers zitten, en scheen daar geheel op zijn gemak. Alvorens de kooi te verzenden, gaf men hun eene groote hoeveelheid voeder, dat zij allen zeer bedaard nuttigden; en toen den ouden Ara nog een stukje peer als afscheidsversnapering werd voorgehouden, kwamen de overige drie zachtkens naar de traliën, als ware 't om ook hun deel te vragen. Tot onze groote verwondering, namen zij dit zeer voorzigtig uit mijne hand. Hunne woestheid hadden zij op eens afgelegd. Blijkbaar hadden zij van hun ouderen makker vernomen, dat er volstrekt geen kwaad in lag, om ook een stukje uit de hand te pakken, en dat alle angst voor hun nieuwen meester ongegrond was.
Men voêre deze vogels even als andere groote Papegaaijen. Verscheidenheid van voedsel is voor hen zeer noodzakelijk. Voor zooverre bekend is, heeft men nog nimmer in gevangenschap geteelde jongen van den Ara verkregen. Misschien echter zou daartoe wel kans bestaan, indien het niet zoo moeijelijk was, een paar te bekomen, en ook de kosten tot het aanleggen van groote volières niet zoo hoog liepen.
Een Fransch schrijver, Bourget, maakt gewag van een paar ontsnapte Blaauwe Ara's, die te Caen (Frankrijk), in 1818, in een der boomen zouden genesteld hebben. Daar echter deze mededeeling nimmer is bevestigd geworden, mogen we onderstellen, dat de schrijver verkeerd was ingelicht.