en gezocht zijn. Het geluid van het mannetje klinkt wel een weinig schel, doch niet zoo luid als dat van den tammen Kanarie; overigens komt het den zang van jonge Kanarievogels het meest nabij.
In Spanje ziet men deze vogeltjes zeer talrijk in kooijen en op de vogelmarkten. Men vangt ze daar met de liparts, eene soort van lang, dik, stengelig gras, dat met vogellijm besmeerd en rondom lokvogels, in de nabijheid der boomgaarden geplaatst wordt. Gedurende het najaar brengt de vogelaar zulke lijmtakjes in den top der op vlakten staande boomen aan, doch zonder lokvogels; daar namelijk alle vogels, als zij zich ter ruste zetten, boven in den boom neerstrijken, worden er op die wijze eene groote menigte kleine vogels gevangen, inzonderheid Geelvinken, Kneuen en Putters. Even als in Italië, vindt men ook daar menschen, die er in hunne buitensporige smulzucht behagen in scheppen, deze kleine diertjes te eten. In Duitschland vangt men vele jongen, zoodra zij vliegen kunnen, met knipkooitjes, en zoekt men de eijeren, om ze door Kanaries te laten uitbroeijen. Ook kan men des zomers met een Kanarie als lokvogel mannetjes-Geelvinken vangen.
De Geelvink broeit ook in de kooi. Het mannetje paart in gevangenschap soms met het wijfje van den Kanarie, en de bastaarden, uit Groene Kanaries verkregen, zijn bijzonder goede zangers en zeer fraaije vogels.
De Geelvink leeft gaarne in gezelschap van andere vogels, hetzij in dezelfde kooi of in dezelfde kamer. Hij wordt zeer mak en is gaarne aangesproken en geliefkoosd. In groote volières schijnt hij echter minder op zijn gemak, dan in eene middelmatig groote kooi; ook is hij liefst binnenshuis, tegen het venster of tusschen bloempotten in den zonneschijn.
Als voedsel geve men hem wit, gekneusd, hennep-, lijn- en maanzaad, en wat jong groen of eenige meelwormen. Elzenproppen pluist hij behendig uit, en hij eet ook gaarne distel- en zonnebloemzaad, stukjes noot en gekookte rijst.
Men zorge vooral, dat de kooijen goed schoon blijven, daar anders de Geelvink spoedig zijn gevederte bemorst, en dan stil en treurig wordt. Voor 't overige vereischt hij eene zeer zorgvuldige oppassing, daar het een zeer zwak en uiterst gevoelig vogeltje is, dat bij de minste onoplettendheid of gebrek in de noodige verpleging zijn kopje in de'veêren steekt en sterft.