Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/247

Deze pagina is gevalideerd
 

DE KAAPSCHE GEELVINK.

SERINUS BUTYRACEA.


De Geelvinken, waaronder onze Kanarievogel is gerangschikt, worden in twee groepen afgedeeld. Bij de eerste, de eigenlijke Serinus, is de hoofdkleur geel en groen; bij de tweede groep, Buserinus, is de hoofdkleur geelbruin of graauw en zwart gestreept. Sommige ornithologen verdeelen de eerste groep wederom in Geelvinken en Dikbek-Geelvinken (Feldgimpel in het Duitsch, Crithagra in de wetenschappelijke classificatie). Er bestaat echter tusschen de twee laatstgenoemden geen kenmerkend verschil, dan alleen in de kleurteekening, welke bij de Crithagra-groep meer in groote vlekken is verdeeld, terwijl de Serinus meer over het geheele ligchaam gestreept is.

Van de Afrikaansche Geelvinken zijn twee soorten zeer algemeen bekend en verspreid: denken wij slechts aan den Kanarievogel. De tweede, hier afgebeelde soort wordt mede druk naar Europa aangevoerd, doch zal nimmer zoo algemeen als de Kanarie worden, omdat zij de koude niet verdragen kan. De Kanarie is over het geheele noordelijk halfrond verspreid geworden, de Kaapsche Geelvink daarentegen in het geheele Zuiden geacclimatiseerd. Zijn eigenlijk vaderland is Midden- en Zuid-Afrika, tot aan de Kaap de Goede Hoop; doch men vindt er tegenwoordig velen, zoowel in verwilderden als in tammen staat, op het eiland Madagascar, alsmede op Mauritius, Bourbon en St. Helena.

De vogelhandelaren aan de Kaap noemen deze soort Mosambick en Gele Sijs. In Engeland kent men haar als Cape Siskin en Butterfinch. Met deze laatste benaming, van den wetenschappelijken soortnaam butyracea (boterachtig, boterkleurig) afgeleid, wordt zij ook ten onzent aangeduid.

Eene eenigzins verwante soort, S. canicollis, de „Fluiter" der handelaren aan de Kaap, wordt in het Engelsch Cape Canarie genoemd, en we zouden haar,