DE ZEBRAVINK.
AMADINA CASTANOTIS.
De Zebravink bewoont een groot gedeelte van Australië, waar men hem in groote troepen vereenigd, in de uitgestrekte grasvelden van het binnenland, aantreft. Zijn naam is ontleend aan de fijne overdwarsche zwarte strepen aan den nek, krop en borst, doch men noemt hem ook Parelfazantje (ten gevolge der parelachtig witte vlekjes aan de zijden); Australiesch-fazantje, Goudvogeltje en Porceleinvogeltje. De Engelsche handelaren noemen hem Avadevat en Australian Waxbill.
Deze fraaije vogelsoort werd het eerst door Gould beschreven en is sedert de laatste twaalf jaren vrij menigvuldig naar Europa overgebragt. Het schijnt echter dat men veel vroeger, toevalliger wijze, voorwerpen in bezit heeft gekregen, want eenigen tijd geleden ontdekte ik een paar dezer vogeltjes, in eene verzameling opgezette dieren, welke gemaakt was, lang vóór Gould deze soort beschreef. Dit is meermalen het geval en ik houd mij overtuigd dat er dikwijls gekooide vogels worden aangevoerd, die nog niet wetenschappelijk beschreven zijn. Ten tijde de Zebravink zeldzaam was, namelijk tien jaar geleden, betaalde men in Engeland, drie pond sterling voor een paar, terwijl men er tegenwoordig hoogstens een derde van dien prijs voor overheeft. Daar ook deze vogeltjes, gereedelijk in gevangenschap voortteelen en zeer vruchtbaar zijn, kan men veronderstellen dat zij langzamerhand goedkooper en algemeener zullen worden.
In hun vaderland leven zij in grasvelden en broeijen er, even als ten opzigte der Afrikaansche Amadina's is waargenomen, in de takken van heesters, namelijk tusschen het digtste gedeelte van den struik. In struiken, en in oude nesten van groote vogels, heeft men wel eens de nesten van eene verwante vogel uit dezelfde lokaliteit, namelijk de Diamantvogel, aangetroffen doch het is nog niet bevestigd of ook de kleine Zebravink deze gewoonte heeft. Gould en andere reizigers melden