hol luidend „pink" of „tjunk" en hun gewoon geratel, naar dat der Musch gelijkende.
In gevangenschap zijn het bijzonder aardige vogels. Wel zijn zij niet zeer vrolijk van aard, maar toch vliegen zij onophoudelijk heen en weêr, ratelen of sjirpen, hangen aan de traliën, slepen hooi tusschen de takken, en maken soms groote nesten; zij broeijen echter zelden. In kleine kooijen vereenigd, zijn zij uiterst bedaard, en zitten den geheelen dag op hun ruststokje. Als men er velen bij elkaêr heeft, kruipen zij digt aaneen, en zelfs veroorloven zij dan hunnen makkers, zich op hunne ruggen neer te zetten, als er op den algemeenen zitstok geen plaats meer open is. Zij twisten zelden en stellen een onbeperkt vertrouwen in andere vogels, waarmede zij in gezelschap zijn. Zoo, b.v., zag ik onlangs een paar dezer vogels met nog een paar Jakobijnen in eene groote kooi in 't gezelschap van eenige Tortelduiven; wel verre echter van zich voor deze grootere buren bevreesd te maken, plaatsten al die kleine gasten zich naast de Duiven, kropen en drongen allengs digter tegen dezen aan, en verborgen zich onder en tusschen de'veêren dezer groote kooigenooten. 's Avonds was er niets van hen te zien: bij voorzigtig onderzoek vond ik ze geheel onder de vleugels der Duiven verscholen.
Deze vogels eten gaarne rijst en gierst en kunnen, even als de Rijstvogel, met allerlei zaden in 't leven gehouden worden. De koopprijs is in Engeland gewoonlijk 12 shillings het paar.