Op zangtalent kunnen deze vogels niet bogen; zij zijn misschien de minst ontwikkelde onder al de Dikbekken en Amadinen. Hun geluid is een eenvoudig: „pink pink", en onder het opvliegen laten zij een scherp geratel hooren, luidende als: krrrrrik, krik-tik, tik". Een dergelijk geluid brengt ook de Sluiper (Troglodytes europaeus) voort, doch het Nonnetje laat het eenigzins holler klinken.
In gevangenschap zijn zij wel is waar, ter wille van hunne zachte kleuren, zeer gezochte vogeltjes, doch, wanneer zij in eene kleine kooi zijn opgesloten, worden zij al spoedig vervelend voor hun eigenaar; want zij zitten dan op den duur rustig tegen elkaèr, droomende, als waren zij van hun eigen bestaan onbewust. Al hunne beweging bestaat dan in het wippen van hun stokje naar hun voederbak, en vice versa, of zij pluizen zich een weinig, en daarmede is hunne geheele dagelijksche bezigheid afgeloopen. Alleen zulke menschen, wier levenswijze even rustig en eentoonig is, kunnen in het houden van zulke vogels in de kooi behagen scheppen. In eene groote volière daarentegen voeren de Nonnetjes een vrolijker leven; daar vliegen, klauteren, hangen, ratelen en sjirpen zij, als leefden zij nog in hun rijstveld. Wel nemen zij ook daar hun middagslaapje, maar toch zijn zij vrolijk en opgeruimd, en zij beginnen dan ook spoedig nesten te bouwen, overal waar zich slechts daartoe eene geschikte plaats voordoet. Is er genoeg materiaal voorhanden, dan brengen zij dit in alle hoeken of tusschen verschillende takken aan en maken zoodoende niet zelden een zestal nesten, zonder echter tot broeijen over te gaan. Men heeft evenwel jonge vogeltjes in gevangenschap aangekweekt, doch dit is alleen mogelijk in groote, ruime volières, zooals wij die gewoonlijk in diergaarden aantreffen.
Zij eten gaarne rijst en gierst. Als zij gelegenheid tot vliegen hebben, vangen zij ook insecten, terwijl zij in kleine kooitjes eenvoudig met kanariezaad tevreden zijn. Naarmate van den aanvoer, koopt men een paar voor 5 à 9 gulden.