moeten, zooveel mogelijk bij elkander, in lage kooijen geplaatst worden, waarvan de bodem met aarde, zand of doode bladeren bedekt moet zijn, terwijl men ook het voêr op den bodem der kooi dient te werpen. In nette kooijen en bij te goede verzorging willen de Musschen niet tieren; hoe ongegêneerder men met haar leeft, des te beter kunnen zij het uithouden.
Variëteiten, zoo als geheel of gedeeltelijk albino's, zandkleurige, zwarte of bonte Musschen, zijn zeer menigvuldig. Eene zeldzame verscheidenheid echter is de witte Musch met kanariegelen rug en stuit. Ook vindt men, doch uiterst zelden, bastaarden van het mannetje der Musch met het wijfje van den Groenling, alsook van den Vink, den Goudvink, en van het wijfje der Huismusch met het mannetje der Ringmusch.