een noorder lentemorgen op een grooten afstand gehoord worden. Terwijl de oude vogels vechten en blazen, blijven de jongere mannetjes op een eerbiedigen afstand van het strijdperk, terwijl ze de ouderen zoo goed mogelijk nabootsen. Terwijl de Korhaan heen en weer loopt laat hij hetgeen rondom hem voorvalt niet onopgemerkt, maar is integendeel zeer goed op zijne hoede; alleen in het heetst van den strijd vergeet hij zich zelf. De „lek" wordt in October en November herhaald, als het helder weêr is, en enkele malen kan men dezelve gedurende het geheele jaar hooren: herhaaldelijk hoorde ik hen in het late najaar op de bergen bij Christiania als het zacht of regenachtig weer was. Het wijfje bezoekt gedurende den paartijd 8 of 14 dagen, iedere morgen de „lek" om de liefkozingen van het mannetje te ontvangen, en legt dan hare eijeren.
Het nest bestaat slechts uit eene in den grond gekrabde uitholling. De eijeren vindt men in Mei, ten getale van 7 tot 10, zij zijn vaal geel met roestbruine vlekjes. De jongen verlaten het nest, zoodra zij uit het ei gekomen en droog zijn; hun eerste voedsel bestaat, zooals dat der meeste overige Hoendersoorten, in miereneijeren.