een leeftijd van twaalf of dertien maanden, zijn zij tot voortteling geschikt.
Elk broeisel bevat 4 of 5 eijeren, en de broeitijd duurt 34 à 36 dagen. Meestal broeijen deze vogels tweemaal, zoodat men jaarlijks van één paar ongeveer een tiental jongen verkrijgen kan. De eijeren zijn tamelijk groot en lang, licht grijs- en groenachtig van tint, iets lichter dan eendeneijeren, doch zij variëren dikwijls in kleur, zoodat men ook nagenoeg witte eijeren aantreft.
De eerste Zwartnek-Zwanen, welke levend in Europa aankwamen, waren omstreeks 1848 door admiraal Hornby aan den Earl of Derby gezonden. Deze bezending bestond uit acht voorwerpen, waarvan een paar aan de koningin van Engeland ten geschenke werd aangeboden, terwijl voor den zoölogischen tuin te Londen twee paar werden aangekocht. Geen dezer paren wilde aanvankelijk broeijen; doch in 1856 bemerkte men, dat een der twee in den zoölogischen tuin aanwezige paren aan den oever van den grooten vijver een nest had gemaakt; het was toen reeds laat in het seizoen, hetgeen waarschijnlijk de reden was, waarom er geene eijeren gelegd werden. Nu echter de vogels eenmaal neiging tot broeijen aan den dag gelegd hadden, werd natuurlijk alles aangewend, om tegen den volgenden zomer eene geschikte broeiplaats voor hen gereed te maken. Dit bekroonde de verwachting ten volle; want reeds vroeg in 1857 bouwden zij weder een nest, waarin kort daarna vier eijeren werden ontdekt. ïn het begin van Julij zwommen er vier jongen nevens hunne ouders door den vijver; zij waren frisch en gezond, en plasten in het water, dat het een lust was om te zien. Zonder eenige moeijelijkheid groeiden zij in vier maanden tot volwassen Zwanen op, en konden naauwelijks van hunne ouders onderscheiden worden; doch, zoo als men later bemerkte, het waren allen mannetjes. Den volgenden zomer broeide het ouderpaar weder even gereedelijk, en bragt nogmaals vier jongen groot, welke ditmaal, toevallig genoeg, alle vier wijfjes waren.
Een welbekend vogelliefhebber te Rotterdam heeft later in één zomer twee broeisels verkregen, hetgeen bewijst, dat de Zwartnek-Zwanen nu geregeld voorttelen en als geacclimatiseerd kunnen beschouwd worden.
Men voêre deze vogels even als alle andere Zwanen, en houde ze bij gestrenge koude in hunne hokken, doch nimmer in kunstmatig verwarmde localen.