Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/339

Deze pagina is gevalideerd
 

DE SLOBEEND.

ANAS CLYPEATA.


De Slobeend wordt, wegens haar breeden en verlengden snavel, in de wetenschap als eene afzonderlijke groep, Spatula, beschouwd. Zij bewoont nagenoeg den geheelen aardbol en mag dan ook onder de vogelen een volmaakt wereldburger genoemd worden. Het menigvuldigst echter komt zij in het Noorden van Europa en Azië voor; de meer zuidelijke landen bezoekt zij slechts op den trek. Op Nieuw-Zeeland leeft eene verwante soort, Spatula variegata, die een nog grooteren snavel en een grijzer vederkleed heeft.

Onze Slobeend broeit in de gematigde streken en in het Noorden van Amerika, Europa, Azië en Australië. In de meren en langs de stille rivieren van ons vaderland kan men haar gedurende alle jaargetijden aantreffen. In het najaar trekken hier vele voorwerpen voorbij, die meer noordelijk gebroeid hebben, en het schijnt dat de meesten dergenen, die hier den zomer doorbragten, bij strenge koude naar warmere streken verhuizen. In Spanje komen er gedurende de wintermaanden velen over, die tegen het voorjaar weder vandaar wegtrekken. In het Noorden van Afrika wordt zij van September tot Januarij aangetroffen, en in Amerika trekt zij omstreeks dezelfde maanden zuidelijk tot Guatemala.

Zoo als met bijna alle soorten het geval is, heeft ook de Slobeend een vederkleed, dat naar gelang van het seizoen zeer verschilt en in den zomer, namelijk kort na den broeitijd, dat der wijfjes nabijkomt. Het prachtkleed wordt bij de mannelijke Eenden (de Waarden) reeds afgeworpen omstreeks den tijd, waarop de meeste andere vogels dit naauwelijks hebben verkregen. Het schoone gevederte versiert hen alleen in het vroege voorjaar. Zoodra de Eend op hare eijeren zit, begint bij den Waard de kleur der'veêren langzamerhand te veranderen, of liever, nieuwe, fletser gekleurde'veêren vervangen de oude, welke ook, zoolang zij aan