af tegen het donkere woud of het zacht groene veld; doch de schade, welke zij den planter veroorzaken, is daarentegen zoo belangrijk, dat men het den eigenaar van den bouwgrond niet ten kwade kan duiden, als hij voor dat schoone geene oogen heeft en een onbarmhartigen verdelgingskrijg voert tegen de zoo heerlijk schoone bezoekers".
Gelukkig dat de bosschen hen gedurende het grootst gedeelte van het jaar van voedsel voorzien; anders zou er voor de planters weinig van den oogst overschieten. Gould nam waar, dat deze vogels, ofschoon zij bij groote vlugten rondzwerven, toch bij voorkeur het digte hout der bosschen bewonen en hoofdzakelijk van bladscheuten, noten en vruchten leven. Ook Brehm zegt zelf, dat zulke zwermen vooral na den broeitijd de plantages overvallen. Men heeft ook opgemerkt, dat zij liefst in ruime boomholten nestelen. Het nest bevat twee à drie witte eijeren, die bijzonder groot en grof van schaal zijn en door beide ouders worden uitgebroeid.
Er bestaat bij dezen vogel geen uiterlijk verschil van sekse of leeftijd; de jongen zijn met een lang, dun en stug dons bedekt, dat later door de vederen onzigtbaar wordt.
Alle Kakatoes eten, behalve vruchten of granen, ook wortelen, welke zij uit den grond rukken of, als ze te groot zijn, afknabbelen. Zij baden zich, vooral des ochtends, in waterplassen nabij de bronnen, en worden ook meestal op die plaatsen door de inboorlingen met strikken gevangen of met wapenen (lansen of pijlen) overvallen. De meeste der in Australië ter markt gebragte voorwerpen zijn echter jong uit de nesten gehaald, en, daar dezen dikwijls slechts ten halve bevederd zijn, heeft men daaruit kunnen afleiden, dat ze omstreeks half November en later waren ter wereld gekomen, en bij gevolg, dat de Kakatoes in November (het begin der lente in genoemd werelddeel) broeijen. De hoofdmarkt voor alle soorten is Melbourne, doch velen komen ook uit onze Oost-Indische bezittingen, hetgeen, al ware het niet reeds algemeen bekend, ook uit het geluid der vogels zou kunnen opgemaakt worden; immers, terwijl de uit Engelsche koloniën aangevoerde voorwerpen „Kekkedoe” roepen, hoort men de uit onze koloniën afkomstige duidelijk het woord „Kakketoe” uitspreken. Blijkbaar is dan ook de naam Kakatoe van dit hun geroep afgeleid, ofschoon zij in den natuurstaat zelden meer dan een „Kaá, kaá” laten hooren; daar men echter gewoon is, verstandige vogels, zooals de Papegaaijen, steeds bij een naam aan te spreken, hebben de