kan het meer een wild geratel genoemd worden, dat nu eens naar het liedje van den Kersendief of Spotvogel, dan weêr naar het geluid der Ekster gelijkt.
De Bonte Klaauwier is minder woest en wild, doch schuwer, dan de meeste andere Klaauwiersoorten. In zijne levenswijze komt hij meer dan deze de groote soorten der Zangers (Sylvia) nabij, doch vliegt en beweegt zich schielijker dan deze. Daar hij in een meer zuidelijk klimaat t'huis behoort en dus met geen koude winters te kampen heeft, vindt hij steeds een genoegzamen voorraad insectenvoedsel, hetgeen wel als de reden kan beschouwd worden, waarom hij minder moordlustig van aard is, dan de overige Klaauwieren.
In gevangenschap hebben deze vogels, wat hunne gewoonten betreft, veel overeenkomst met den Slagtervogel, doch zijn bedaarder. Daarentegen blijven zij lang schuw en verbergen zich in den zaadbak of in een der hoeken, even als de koppige Huismusch en de nijdige Mees, als dezen pasgevangen zijn. Hoewel het mannetje zelden in de kooi zingt, is hij toch, ter wille van zijne fraaije kleuren, zeer gezocht en dientengevolge kostbaar. Meelwormen zijn het beste middel om hem aan zijn meester te doen gewennen; daarvoor toch schijnt hij al een bijzonderen smaak te bezitten, en zelfs pasgevangen voorwerpen vergeten, zoodra zij maar een kronkelenden meelworm te zien krijgen, alle leed en verdrukking, en nemen, na eenige oogenblikken aarzelens, hem schielijk uit de vingers aan. Wel trekken zij zich dan terstond weer naar hun schuilhoek terug, doch, zoo men slechts de proeve met het lekkere wormpje wat dikwijls herhaalt, worden zij binnen eenige dagen met de gevangenschap verzoend, en begrijpen ook weldra, dat zij door streelende vriendelijkheid meer in de gunst huns meesters geraken, dan door zich boos te houden en vrees te toonen.
Men voêre ze even als den Slagtervogel, en houde hen 's winters binnenshuis.