groote, wijde lijsterkooi, onverschillig van welken vorm of welke tralieverdeeling, is voor den Fluiter voldoende. Evenwel behoort hij, ter wille van zijne witte veêren, zindelijk gehouden te worden; hij bezit ook eene aangeboren neiging om zijn gevederte rein te houden, door zich veel te baden en zich te pluizen; als hij een en ander niet doen kan, wordt hij ziek. Men bedekke daarom den bodem der kooi met eene dikke laag zaagsel, daar anders, ten gevolge van den aard zijns voedsels, zijne pooten en vederen spoedig bevuild worden.
Zijn voedsel moet uit gehakt vleesch (milt of lever is voldoende) met broodkruimels en geschrapte wortelen bestaan; en, daar hij zonder vruchten niet gezond blijft, geve men hem dagelijks een stukje appel of peer of eenige rozijnen, raauw of gekookt, of eene gekookte pruim. Beziën, druiven en allerlei sappige vruchten, geconserveerd zoowel als versch, zijn hem steeds aangenaam.
Ook dient men er vooral op bedacht te zijn, dat de tot deze familie behoorende vogels de duisternis niet kunnen verdragen; zij beginnen dan ook gewoonlijk, zoodra zij licht en zonnewarmte missen, hunne vederen te verliezen of te treuren.
Daar zij volstrekt geen zeldzame vogels zijn, is hun koopprijs, niettegenstaande de verre reis uit hun geboorteland, zeer gering, zelden meer dan 10 à 15 shillings per stuk in Engeland, of 8 à 10 gulden in de Nederlandsche zeesteden; zij zijn echter meestal duurder, als ze door verschillende handelaren uit de tweede of derde hand verkocht worden.