minste fout beging. Hij had in Engeland zijn onderwijs genoten, en hij klapte dan ook uitsluitend in 't Engelsch. Als men hem eenmaal aan 't praten wist te brengen, dan was het gewoonlijk moeijelijk om van hem af te komen; want onze Beo wist ook op zijne beurt iemand aan de praat te houden, en riep dan: „Don't go—don't go—stop a little—now, come here, come here—I'll talk to you!” Bij andere gelegenheden riep hij: „Make haste, make haste, old fellow!” en dan bragt hij meestal een lagchend geluid voort, juist gelijk een mensen schaterlacht, waarop hij dan onmiddellijk liet volgen: „very clever, well done!” Hij bootste ook het schreijen van een zuigeling en van oudere kinderen na; ook het, blaffen van den hond, kugchen, hoesten, niezen, kortom, al wat in het huishouden maar geluid voortbragt, wist hij op zelfs bedriegelijke wijze terug te geven.
Wegens al die fraaije hoedanigheden, worden voor deze vogels vrij hooge prijzen besteed: gewoonlijk ƒ 40 à ƒ 60, doch voor goede praters veelal het dubbele, ja driedubbele van dien prijs.
Men geve hun tot voedsel gekookte rijst, geweekt brood, appelen, peren, vijgen, gehakt vleesch, ei en meelwormen. Zij kunnen de koude niet verdragen en zoeken de zonnewarmte, vooral nadat zij zich gebaad hebben. Ook zorge men vooral, ze van andere vogels afgezonderd te houden, daar zij anders al spoedig met dezen aan 't vechten raken en zelfs, als zij met kleine vogels te doen hebben, ze doodbijten en dan gewoonlijk verslinden.