Pagina:La Rochefoucauld - Œuvres, Hachette, t1, 1868.djvu/379

Deze pagina is gevalideerd

VERWIJDERDE MAXIMEN DOOR DE AUTEUR


  • 563. De eigenliefde is de liefde voor zichzelf en voor alle dingen omwille van zichzelf; zij maakt de mensen tot afgodendienaars van zichzelf en tot tirannen van de anderen, als het lot hen daar de middelen voor verschaft. Niets buiten haar interesseert haar echt, zij richt zich slechts op andere onderwerpen zoals bijen op bloemen, om er uit te halen wat van haar gading is. Niets is zo woest als haar wensen, niets zo geheim als haar plannen, niets gebeurt zo behendig als wat zij uitvoert; haar kronkelwegen zijn onvoorstelbaar, haar gedaanteverwisselingen overtreffen Ovidius’ Metamorfosen, haar verfijningen die van de scheikunde: men kan haar diepte niet peilen, noch de duisternis van haar afgronden: hier is zij verborgen voor de scherpste blik; ongemerkt wendt en keert zij zich er duizendmaal; daar is zij vaak onzichtbaar voor zichzelf; ongemerkt raakt zij er zwanger van een groot aantal gevoelens van genegenheid en haat, voedt hen en brengt ze groot; zij maakt hen zo monsterlijk dat zij hen bij hun tevoorschijn komen niet herkent of er niet toe kan