Pagina:Lagerlof, Niels Holgersson's Wonderbare Reis (1917).pdf/54

Deze pagina is gevalideerd

46

Ratten waren juist niet gezien bij de andere dieren; maar de zwarte ratten op 't huis Glimmingen maakten daar een uitzondering op. Er werd altijd met achting over hen gesproken, omdat zij zoo dapper waren geweest in den strijd met hun vijanden, en omdat ze zoo flink waren geweest onder de groote ongelukken, die over hun volk waren gekomen.

Zij behoorden namelijk tot een rattenvolk, dat eens talrijk en machtig was geweest, maar nu langzamerhand uitstierf. Jaren lang hadden de zwarte ratten Skaane en 't geheele land in bezit gehad. Zij waren in iederen kelder, op iederen zolder, in schuren en op dorschvloeren, in provisiekamers en bakkerijen, in koe- en paardenstallen, in kerken en kasteelen, in branderijen en molens, in alle gebouwen door menschen opgetrokken; maar nu waren ze bijna overal uit verdreven en bijna uitgeroeid. Alleen nog op een of andere ouderwetsche, eenzame hoeve kon men er enkele ontmoeten, en nergens vond men ze in zoo grooten getale als op 't huis Glimmingen.

Als een dierenvolk uitsterft, hebben meestal de menschen daar schuld aan; maar dat was nu niet het geval. Wel hadden de menschen met de zwarte ratten gestreden, maar zij hadden hun geen noemenswaarde schade kunnen doen. Zij, die ze overwonnen hadden, behoorden tot een volk van hun eigen stam: de grijze ratten genaamd.

Die grijze ratten hadden niet, zooals de zwarte ratten, sinds oeroude tijden het land bewoond. Zij stamden af van een paar arme landverhuizers, die zoowat een honderd jaar geleden in Malmö aan land kwamen met een boot uit Lubeck. 't Waren daklooze, uitgehongerde stumpers, die in de haven zelf hun verblijf hielden, tusschen de steigers rondzwommen, en het afval aten, dat in het water werd geworpen. Zij waagden zich nooit in de stad, die aan de zwarte ratten toebehoorde.

Maar zoo langzamerhand, toen de grijze ratten in aantal toenamen, werden ze moediger. Om te beginnen betrokken ze een paar verlaten en onbewoonbaar verklaarde oude huizen, die de zwarte ratten hadden verlaten. Zij zochten hun voedsel in de gootsteenen en op mesthoopen, en namen voor lief allen rommel, dien de zwarte ratten niet meer wilden hebben. Ze waren standvastig, met weinig tevreden en onvervaard, en in weinig jaren waren ze zoo machtig, dat ze zich voornamen de zwarte ratten uit Malmö te verjagen. Ze namen hun zolders, kelders en magazijnen af; hongerden ze uit of beten ze dood, want ze waren in 't geheel niet bang voor den strijd.

En toen Malmö was ingenomen, trokken ze voort in kleine en groote troepen om het geheele land te veroveren. 't Is bijna onbegrijpelijk, waarom de zwarte ratten zich niet bij elkaar