Pagina:Lagerlof, Niels Holgersson's Wonderbare Reis (1917).pdf/85

Deze pagina is gevalideerd

77

Toen de vos zoo huilde, werd de oude Akka, de leidstergans, wakker, en hoewel ze bijna niets zien kon, meende ze toch die stem te herkennen.

"Ben jij daar buiten in den nacht. Smirre?" vroeg ze.

"Ja," zei Smirre, "ik ben het. En nu wil ik eens vragen, wat jelui ganzen van den nacht zegt, dien ik jelui bezorgd heb."

"Meen je daarmee, dat jij ons den marter en den otter achterna gezonden hebt?" vroeg Akka weer.

"Een goede daad moet men niet ontkennen," zei Smirre.

"Jelui hebt eens met mij het ganzenspelletje gespeeld. Nu heb ik met jelui het vossenspelletje gedaan, en ik ben niet van plan daarmeê op te houden, zoolang er nog maar een van jelui in 't leven is, al zou ik jelui ook door 't heele land heen vervolgen."

"Je moest er eens over nadenken, Smirre, of dat goed is van jou, die gewapend ben met tanden en klauwen, om ons op die manier te vervolgen; wij die weerloos zijn," zei Akka.

Smirre vond, dat Akka bang scheen te zijn, en hij zei snel:

"Als jij, Akka, dien Duimelot daar, die me nu zoo dikwijls heeft tegengewerkt, pakken wilt, en naar beneden gooien, dan beloof ik vrede met je te sluiten. Ik zal je dan nooit meer vervolgen, en ook niet wie bij je hooren."

"Duimelot kan ik je niet geven," zei Akka. "Van de jongste tot de oudste hebben we graag ons leven voor hem over."

"Als jelui zóóveel van hem houden," zei Smirre, "dan beloof ik je, dat hij de eerste van jelui zijn zal, op wien ik wraak nemen zal."

Akka antwoordde niet meer, en nadat Smirre nog een paar keer gehuild had, werd alles stil. De jongen bleef wakker liggen. Nu kwam het door wat Akka tegen den vos had gezegd, dat hij niet slapen kon. Nooit had hij gedacht, dat hij zooiets groots zou hooren, dat iemand zijn leven voor hem wilde wagen!

Van dat oogenblik af kon men niet meer van Niels Holgersson zeggen, dat hij van niemand hield.