Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/142

Deze pagina is proefgelezen

102

Het tertiair vertoont zich in verschillende gedaanten. Als zandsteen is het arm aan humus en zeer geaccidenteerd, zoodat de losse aarde te veel wegspoelt; over het geheel dus onvruchtbaar. In het oerwoud is de bodem rijk genoeg om den aanleg van ladangs mogelijk te maken. De afgebrande en daarna afgebouwde gronden zijn evenwel onvruchtbaar en blijven liggen, dikwijls voorgoed ten prooi aan de ilalang. Ook de andere tertiaire gronden zijn in den regel schraal, vooral in den vorm van lateriet, een bijzonder aan de tropen en de sub-tropen eigen verweeringsvorm, kleiachtig, snel uitdrogend, zeer arm aan humus; hoogstens geschikt voor veeweide.

Oude en jonge vulkanische gesteenten zijn zeer vruchtbaar en in den regel ook niet te sterk hellend. Alleen de hoogere deelen der vulkanen zijn voor bebouwing en bewoning ongeschikt. Het dichte oerwoud klimt veel hooger tegen de vulkanen op dan tegen andere gebergten, zelfs wel tot 3000 M.; op nog grooter hoogte leven struiken, grassen en mossen.

De diluviale vulkanische tuffen zijn uit hun aard vruchtbaar, maar dikwijls door hunne structuur aan de bovenvlakte niet geschikt voor bebouwing, tenzij in streken met overvloed van water en aan den voet van bergen. Overigens zijn hier de diepe dalkloven voor rijstvelden geschikt.

De oude meerbodems uit dit tijdvak zijn in den regel kostelijke sawahvelden en goed bevolkte vlakke stukken in het omringende gebergte.

Het diluvium en alluvium der kustvlakten, vlakke en lage rivierdalen en meeroevers vormen goede grond of zijn betrekkelijk gemakkelijk daartoe te maken. De jongste alluvia der vlakten aan de kust zijn nog niet als bouwgrond te benutten door het zeewater en door gebrek aan humus. De klei scheurt, wordt te hard en is niet rul.


§ 23. De dierenwereld.

Het is al eene zeer oude opmerking, dat de dierenwereld in de tropen, hoe overstelpend rijk ook in soorten en individuen, weinig bijdraagt tot de karakterizeering van het landschap. De plantengroei is te hoog en te overweldigend, het gezichtsveld te beperkt; de dieren zijn te schuw en trekken zich terug in de wildernis; vele