119
kusten rond en hebben slechts enkele schuilplaatsen aan den wal; de orang Oetan, Rawa en Sakai volgen het matriarchale familiestelsel en leverden vroeger bepaalde producten aan den Sultan van Siak.
De orang Talang heeten ook wel orang Mamak om hun matriarchale instellingen (de mamak is de man, die gezag uitoefent over de bewoners van één huis) en zouden vroeger het half-legendarische rijk van Gasip hebben gevormd, geheeten naar eene rivier Gasip, zijrivier van de Siak.
Zij zijn talrijker en meer ontwikkeld, beoefenen den ladangbouw en noemen zich afstammelingen van Minangkabauers. De meesten zijn tot den Islam overgegaan; wellicht zijn zij thans allen in naam Mohammedanen en is er niet veel overgebleven van wat hen vroeger als eene aparte klasse van de omringende bevolking onderscheidde.
§ 25. Maleiers.
De Maleiers vormen de talrijkste groep der bewoners van Sumatra; hun getal aldaar is te stellen op ruim 3 millioen. Het is waarschijnlijk, dat zij afkomstig zijn uit Achter-Indië en over het schiereiland Malaka en den Riau-archipel op Sumatra zijn gekomen, waar zij eene oudere bevolkingslaag gedeeltelijk verdrongen, gedeeltelijk in zich opnamen.
Onderscheiding in Riouw- en Minangkabau-Maleiers.
Naar taal en adat vallen zij al dadelijk te onderscheiden in Riausche of Djohorsche of Kust-Maleiers en Minangkabausche of Binnenlandse Maleiers, welke elk op Sumatra op eene sterkte van 1½ millioen zielen zijn te stellen. De Maleiers (in engeren zin: de menschen van Malaka, Riau-Lingga en het grootste deel van Sumatra, alles met de noodige uitzonderingen) zijn het sterkst emigreerende volk, het meest rustelooze ras ter wereld. Het trekt overal heen, sticht koloniën, verlaat die soms weer; dringt zijn taal op aan andere volken, zoodat het Maleisch de algemeene verkeerstaal is geworden in heel Indië, maar heeft van het stamland nog geen tweede Java kunnen maken in bevolkingsdichtheid, hoewel hunne beschaving niet jonger, hun vruchtbaarheid niet kleiner, hun