Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/284

Deze pagina is niet proefgelezen

230

mentsonderdanen, maar kunnen toch in die zelfbesturende landschappen ingevolge een voor dat doel gemankt Waterrecht-Reglement en de Zelfbeetaursordonnantie in Stbl. 1913 n°. 24 op de ontgonnen Bawahgronden een voorwaardelijk erfelijk gebruiksrecht krijgen.

Ook in andere dealen van Sumatra'e Oostkust is men op uitbreiding van den rijstbouw bedacht.

Wij zagen reeds, dat men daartoe het oog heeft geslagen op Panai en Bila (§ 14). Asahan zal eveneens een belangrijk njstland kunnen worden.

Vroeger was de streek van Soengai Kepahiang om den rijkdom aan rijst bekend; door herhaalde misoogsten ging deze bijna te niet en verplaatste zich de bevolking. Thans neemt men een proef om er den rijstbouw weer in zijn vroegeren luister te herstellen. In Juli 1914 besloot de Cultuurraad, met behulp van bijdragen uit de Landschapskassen en van de Deli-plantersvereeniging, een ton gouds bijeen te brengen om een begin te maken met de verkenning van de mogelijkheid tot irrigatie van het gebied ten Z. van de Asahan-rivier.

De Amsterdam-Deli Compagnie bezat einde 1913 reeds 479 baboe bevloeide sawahgronden. De Sultan van Serdang deed sawahs aanleggen bij zijne residentie Simpang Tiga. En ten slotte bestaat er uitzicht, dat er ook Europeesche rijstondernemingen zullen komen. In Aug. 1914 werd te Medan opgericht de „Deli Rijstbouw Maatschappij" met een kapitaal van ƒ 300 000, die eene concessie van 1100 bahoe in de buurt van Siantar en Si Baloengoen bezit. Die concessie is uitsluitend voor rijstbouw uitgegeven. De aan te leggen sawahs zullen uit de Bah Bolon worden bevloeid.


Vee.

Sumatra's Westkust en Atjeh hebben uitvoer van karbouwen. Sumatra's Oostkust is weer de groote afnemer van hoornvee. Met grond kan worden verwacht, dat na eenige jaren de hooge vlakten van Noord-Sumatra in de behoeften van slacht- en trekvee zullen voorzien. Er bestaat een plan om voor rekening der gezamenlijke landschapskassen eene groote veefokkerij voor de Oostkust op te richten te Kaban Djahē. Bali levert nu nog altijd het meeste slachtvee voor de Oostkust, terwijl uit Siak en Atjeh veel karbouwen naar het Cultuurgebied gaan.