243
d.i. een aftreksel van de geroosterde bladeren van den koffieboom. Deze bladeren-koffie wordt over geheel Sumatra waarschijnlijk meer gebruikt dan „kopi boeboek" (poederkoffie). Op alle pasars verkoopt men de geroosterde bladeren, aan stokjes geregen. Het is goedkoop en volgens den Inlander heel lekker.
Tabak.
Tabak voor eigen gebruik en voor de Inlandsche markt wordt ook zoowat overal op Sumatra gekweekt. Van beteekenis is deze teelt in de omstreken van Pajŏkoemboeh, waarvan het fijne en dure, goed gesneden product zich eene kleine markt in Europa heeft verworven als sigaretten-tabak; verder in Tanah Datar, waar de teelt toeneemt; in de Gajō-landen, waar de tabak op ladangs wordt geteeld, (aan de teelt van tweede gewassen op sawahs doet men daar niet) en waar vooral die van Isaq vermaard is, en in Zuid-Palembang (Ranautabak, zwaar en geurig). Over 1913 wordt bericht, dat de cultuur en de uitvoer van tabak in de Gajō-landen zich belangrijk uitbreidden en in Pidië eene volkstabakscultuur in opkomst was. Ook in Redjang neemt de tabakscultuur toe.
Suikerriet.
Suikerriet is mede algemeen verbreid; het wordt veelal, in de Gajö-landen altijd, op ladangs geteeld en dient zoowel om, afgeschild, uit de hand te worden gegeten, als om er eene donkere suiker uit te bereiden. In de Padangsche Bovenlanden zijn de eenvoudige suikermolens, door een karbouw gedreven, wel bekend.
Enau-suiker.
De suiker, bereid uit het sap, dat getapt wordt uit den dikken steel van de bloei wij ze van de enau-ipam (Jav. aren), is mede een veel voorkomend pasar-artikel. De enau-suiker van Soeliki is wijd in den omtrek vermaard.
Kapoek.
Kapoek komt veel voor in Atjeh en Palembang; nu de kapoek zoo duur geworden is, verdient deze voor Inlanders zoo geschikte cultuur meer aandacht. Vooral op de kwaliteit dient te worden gelet. Andere vezelstoffen, doch nog met zeer beperkt gebruik, komen in menigte voor op Sumatra.