Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/56

Deze pagina is proefgelezen

32

Indië, op 32-jarigen leeftijd verdronk (1869). Zijn eenvoudig graf bevindt zich te Doerian Gedang.


§ 10. Noordelijk deel van Sumatra's Westkust, bewesten de hoofdwaterscheiding.

Om nu verder bergen, rivieren en vlakten uit elkaar te houden volgen wij eerst de hoofdwaterscheiding van de Merapi tot de Kalaboe op de grens van Tapanoeli en gaan na, wat West en Oost daarvan ligt.

Van den Merapi-top over halte Kota Baroe (1154 M.) naar Fort de Kock. Deze stad ligt precies op de hoofdwaterscheiding; Oostelijk heeft men de beekjes, die de Batang Agam zullen gaan vormen; Westelijk het „Karbouwengat", waardoor de Si Anok stroomt, de bovenloop der Masang. Verder langs West- en Noordrand van het plateau van Agam tot het vrij hooge, schrale kalkgebergte tusschen dit plateau en dat van Pajŏkoemboeh, het Kamang-gebergte. Dan langs den kam van dit gebergte, eerst N.W. tot de Si Raboengan (1726 M.); daarna N. tot de G. Gedang (2060 M.), vandaar W. tot bij Loeboek Sikaping; ombuigend naar het Z. tot halverwege deze plaats en Bondjol; dan naar de Pasaman-Talamau (Ophir) en vandaar recht naar de Kalaboe. Het dwarse stuk van de Pasaman tot de Gedang is eene oude lavastroom uit de Pasaman, die aldus een groot lengtedal in twee stukken deelde met afvloeiing naar verschillende kanten. Deze lavastroom is een zeer zwaar stuk in den toch al niet gemakkelijken hoofdweg van Fort de Koek naar Loeboek Sikaping; een stuk, dat dan ook pas voor kort geschikt is gemaakt voor rijweg. Het station te Fort de Koek, het laagste punt der stad, ligt 921 M. hoog; vandaar daalt de weg met veel contra-hellingen tot 300 M. naar Bondjol; daarna overwint zij op korten afstand 300 M. om aan de andere zijde te dalen naar Loeboek Sikaping op 470 M.


Manindjau-vulkaan en meer.

De Manindjau-vulkaan is als zoovele andere in eene uitbarstings-catastrophe top en krater kwijt geraakt; in de ontstane kraterruimte is een meer ontstaan, 16,6 K.M. lang, 8 K.M. grootste breedte,