Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/59

Deze pagina is proefgelezen

33

100 K.M2, groot 157 M. grootste diepte. Als laatste spoor van vulkanische werking vertoont het water soms troebelheid. Twee uitstekende landpunten en eene ondiepte wijzen op het bestaan van een vroegeren tusschenwand. Het meer ligt 459 M. hoog, de kraterrand 1100 à 1200 M. Alleen aan de Noordzijde ligt eene sawahvlakte tusschen meer en randgebergte, een deel van den vroegeren meerbodem, toen de afvloeiing nog minder diep was uitgeknaagd. Die afvloeiing heeft plaats aan de Westzijde door de Antokan, die eene schoone kloof in den kraterwal heeft gevormd, en benoorden Tikoe in eene lagune uitmondt.

Van Fort de Kock leiden twee wegen naar het meer, een zware door het Karbouwengat, en een langere, minder moeielijke. De wegen vereenigen zich vóór het bij alle toeristen vermaarde Matoer met zijn uitstekende pasanggrahan, daalt 3 paal verder van den kraterrand in 42 zigzag- wendingen over eene lengte van 7 K.M. 700 M. tot de controleursstandplaats Manindjau aan het meer, buigt Noordelijk om het meer heen en bereikt door de Antokankloof langs Loeboek Basoeng de kust en verder het huidige eindpunt van den spoorweg, Soengai Limau.


De Batang Masang; de Ngarai of het Karbouwengat.

Uit beekjes aan de N. helling van den Singgalang ontstaat de Masang, die zich, om den Manindjau-vulkaan heenbuigt en benoorden de Antokan in dezelfde lagune als deze uitmondt. Een dezer bronriviertjes is de Si Anok, die door het reeds genoemde Karbouwengat stroomt. De naam Karbouwengat is uitgevonden door Europeanen; de Maleische naam dezer vormingen is Ngarai. Vele van die Ngarai's worden in de zachte tufplateaux gevonden. Die van Fort de Koek is het meest bekend, omdat hij op de "Westkust de meest grootsch ontwikkelde is en genoemde hoofdplaats er vlak naast ligt. Het zijn canons, in het zachte vulkanische tuf uitgespoeld.


Ontstaan van deze kloven.

Hoe kon een klein riviertje als de Si Anok zulk een diepe en wijde kloof uitspoelen? En vanwaar die loodrechte wanden? De zaak is deze, dat het door den lossen bodem sijpelende regenwater zich beweegt in verticale richting en eene verticale structuur van