Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/88

Deze pagina is proefgelezen

58

Sidikalang belooft een aardig- plaatsje te worden. Het klimaat is er heerlijk; de hoogte is 1000 M. boven de zee.


Natuurlijke gesteldheid.

De geheele streek behoort tot het stroomgebied der Singkel-rivier; de algemeene helling is dus naar het N.W. Alleen de bovenstreken van Baroes in engeren zin hellen rechtstreeks naar den Indischen Oceaan, maar voor de eigenlijke Dairi-landen is de helling gericht naar de alluviale vlakte der Singkel-rivier. Het is alsof dit stuk uit de kaart van Sumatra is weggeknipt en daarna verkeerd weer ingepast, met de Zuidwestkust naar het Noordwesten.

Er zijn vrij steile gebergten, tot 2000 M. hoogte, ruggen en hobbelige vlakten te onderscheiden met daartusschen nauwe rivierdalen.

De hoofdwaterscheiding en de Wilhelmina-keten hellen af naar het lengtedal van de Lao Renoen, bekend onder den naam Pegagan, en waarvan het benedenste deel door Karo-annexen wordt ingenomen. Aan de andere zijde van de Renoen rijst de bodem weer tot 1400 M., de Kepas-hoogvlakte vormend, waarvan de Oostelijke rand, tegen de inzinking van Singkel aan, het Pak-Pak-randgebergte heet; nog Zuidelijker liggen de Simsim- en de Kelasan-vlakten, van dezelfde hoogte, doorsneden door vele diepe dalen en rotskokers vormende bergstroompjes. De bodem bestaat weer uit dikke lagen vulkanisch tuf en verder Westelijk uit oude leien.

In tegenstelling met de meer Oostelijke vlakten is het Dairi-hoogland door oerwoud bedekt.


Bevolkingssterkte. Wegen.

De Dairi-landen hebben eene bevolking van 25 000 zielen, met inbegrip van 4000 Karo's aan de Beneden-Renoen; Baroes met Nai-Pospos telt 34 000 zielen. Het land is dus zeer schaars bevolkt. Toch is men met ijver bezig aan het maken van paardewegen. Een weg van 25 paal gaat van Sidikalang over de Renoen en de hoofdwaterscheiding naar Si Lalahi aan het meer. In December 1915 is de motorboot Dairi voor rekening der onderafdeelingskas op het Tobameer in de vaart gebracht.

Hoe door den terreinvorm het verkeer wordt gehinderd, moge hieruit blijken, dat de dalkloof van de Renoen 350 M. lager ligt