Pagina:Leeuwarder Courant 1830 no 060.pdf/3

Deze pagina is proefgelezen

toekennen en wij behoeven niet zoo als tusschen Koster en Güthemberg te beslissen, want de oudste Couranten buiten dat vermaarde rijk tellen niet zoo vele honderden jaren. Het moet toch van oude tijden her, even als op heden, zeer moeijelijk geweest zijn voor de Europeanen, om zich bij den Chineschen uitgever te abonneren, of om kopij te nemen van zijn dagblad, anders hadden wij er meer van kunnen vertellen. Dan met dit egoïstisch volk is geenen Couranten-handel te drijven.
Onder de heerschappij van de Keizers Hia en Chang, 2207 en 1122 jaren voor Christus geboorte, waren aan het hof twee historieschrijvers, de een Geschiedschrijver van de regter —, de ander van de linkerhand genoemd. De eerste beschreef de daden van de Vorsten en Grooten des rijks, — de andere schreef hetgeen hem door de Prinsen werd opgegeven. Deze schrijvers vermeldden niets (zoo staat van hun geboekt) dan hetgeen waarheid behelsde, dus ook de gebreken der Opperheeren; ja, zelfs wilden zij liever er het leven aan wagen, dan in hunne jaarboeken leugens te schrijven. Zij waren bij de Keizers in groot aanzien, zoodat zij meermalen te zelfden tijd het ambt van Eersten Minister en Opperpriester hebben bekleed. Tot den post van Geschiedschrijver behoorde ook die van de Couranten zamen te stellen, welke naauwkeurig moesten bevatten den tijd der vervulling van alle plegtigheden, en hetgeen in de binnenlanden voorviel. Wat daar buiten gebeurde, was hun natuurlijk onverschillig, daar een opregt Chinees zich nooit met een ander land bemoeit. Men heeft zelfs willen beweren, dat zijne eigenliefde zoo verre gaat, dat hij stellig gelooft, dat niet alleen onze aardbol, maar het gansch heel-al om zijnentwille is geschapen. — Welke gelukkige menschen voor zich zelven!
De burgeroorlogen, vijf honderd jaren voor onze jaartelling, deden Historie en Couranten verdwijnen, en drie honderd jaren later beijverde zich de Keizer Chi-hoang-ti, om geheel China om te keeren. „Tiran moet ik zijn, en wil ik wezen,” was zijne leus. Naar overoud gebruik viel men hem lastig met de geschiedenis en de Couranten alle dagen te versieren door de berigten zijner hoog vorstelijke wandaden, terwijl geen oppositie-blad, geen journal de Peking, courrier de la Kiang, de la Hoan-ho of een Cong-fu-tsique, in de omgekeerde reden beschouwd tot ons land, evenwel het tegendeel verkondigden. Dit verveelde hem weldra, zoodat hij in de hitte zijns toorns beval, niet alleen alle boeken en Couranten tot pulver te verbranden, maar ook vijf honderd geletterde mannen ten vure doemde, die in de gebergten gevlugt waren, om er de schriften der ouden te bewaren.
Zes en dertig jaren daarna heerschtte de Keizer Ven-ti, een wijs Vorst, die niet gelijk aan zijnen Voorganger den waarheidlievenden schrijver haatte, maar de Geschiedenis en Dagbladen in hunnen ouden vorm en kracht herstelde. Hij zorgde nu meerder dan voorheen, dat de kundigste en tevens braafste mannen tot dien post werden verkozen, en na dat tijdstip kwam er eene gelukkige hervorming.
Sedert onheugelijke tijden komt er te Peking hoofdstad van China, eene Courant uit (met of zonder Melgelwerk, is mij onbekend) gedrukt op zijdestoffen, bevattende de gebeurtenissen van het rijk. Daarin is het aloude bewaard gebleven: juistheid, waarheid en vaderlandsliefde zijn er de bestanddeelen van. De Keizer zelf houdt zich met de beoordeeling bezig, waarom hij dan ook in den jare 1726 eenen Staatsbeambte ter dood deed brengen, die een valsch berigt daarin had geplaatst. [1] Och, dat toen de redacteurs in onze dagen, zoo wel in dit als in andere rijken, eer zij de driftige, onberadene of listige pen op het gedienstige papier brengen, eens mogten bedenken, hoe dikwijls zij, naar der Chinezen wet, reeds den dood hadden verdiend, door zoo menige ronde waarheid tot eene platte leugen te versnijden, en den volke toe te dienen, als of zij het wel en goed met hun Vaderland meenen, terwijl kwade trouw hun op het voorhoofd en partijwoede in de ziel geschreven staat. Och Jupiter! dat toch zulke Courantenschrijvers, eensklaps, zoo wel naar ligchaam als naar ziel, in oude Chinezen veranderden; — wat zouden zij veel bekijk, en wij weinig ergernis hebben! — Maar om tot de Pekinger-Courant weder te keeren, zoo dient nog vermeld, dat zij zoo naauwkeurig is in het artikel: Plegtigheden, — dat er telkens wordt verhaald, wanneer een Mandarijn, die nog veel meer te zeggen heeft, dan een Friesch Potestaat in de tiende eeuw, de paauwen — of ravenveder aan zijne muts verkregen heeft. De eerste is een bewijs van hooge goedkeuring; de laatste van diepe vernedering. — Dat men geene stoffe ontziet voor die Courant, bewijzen de Exemplaren van 18 en 26 Februarij 1798, in de Koniklijk bibliotheek te Parijs voorhanden, welke eene lengte hebben van tien en eene halve ellen. — Klugtiger is het nog, dat de visitekaartjes, vooral voor personen van hoogen rang geschikt, zeer vele ellen stoffe bevatten. Hoe grooter sterveling, hoe meer ellen. Lord Macartney (vid. Handelsblad no. 5. 1829) ontving van den Onderkoning Petchelin een dergelijk kaartje, met hetwelk hij eene middelmatige kamer hadden kunnen behangen.
Welk een hemelsbreed verschil bestaat er dus tusschen de Couranten van China en die van Europa! Genen, zegt Voltaire, bevatten alleen de geschiedenis van hun rijk, dezen omvatten de historie der geheele wereld. Zoo is het: genen houden zig bezig met dagelijksche berigten en tijdelijke voorvallen, dezen gaan eeuwen terug en vliegen eeuwen vooruit. De Chinezen lazen vierduizend jaren, de Europeanen nog geene driehonderd, en toch trokken wij meer voordeel van onzen handel, want wij volgen, dat is, wij gaan vooruit met den tijd. Wat zullen wij nu niet gevorderd zijn, indien Europa’s kinderen ook eens vierduizend jaren Couranten gelezen hebben? Dit verheven denkbeeld maakt mij te duizelig, dan dat ik er verder over schrijven zoude. Derhalven, verlaten wij dit Middelpunt der aarde, (Tschong-kue) en begeven wij ons naar Europa, om in het oude Vaderland der wereldberoemde, ja wat nog meer is, der wereldbeheerscht hebbende Romeinen, den oorsprong der nuttige dagbladen, op te delven. — Men moet echter niet denken, dat zij uit de assche van Pompeji en Herculanum zijn verrezen; neen, van het geboorteland van Algarotti, Gozzi, Goldini, Sansovino en andere Geleerden en Kunstenaars, — van het land waarin ook Aballino zijne verbazend stoutmoedige rol vervulde, zullen wij partij trekken, om tot de ware bronnen door te dringen! —

Het vervolg, Italien en Duitschland, in de volgende week.

  1. Ik herinner mij, dat in de Christ. Observ. van Sept. 1823 vermeld werd, hoe een schrijver, genaamd Whang-see-bleow, die eigendunkelijk uit het groot Woordenboek van Kanghi een uittreksel gemaakt, en daarin de kleine namen der Keizers (welke uit te spreken bij de wet verboden is) overgenomen had, en voorts berekende zijne eigene familie van Wang-tho herkomstig te zijn, — deswege is onthoofd, zijne Kinders en aanverwanten boven de 18 jaar mede ter dood gebragt, en die daar beneden waren in ballingschap zijn verbannen. — Hieruit maak ik deze gevolgtrekking, dat, indien China reeds eenige honderd duizend jaren een Keizerrijk is geweest, aldaar waarlijk het systeme progressif nog niet zeer gebloeid heeft.

DRENKELINGEN.



HEERSCHENDE VOOROORDEELEN ZIJN MOEIJELIJK TE VERDRIJVEN.



In de meeste Gewesten van ons Vaderland heerscht onder de geringere volksklassen en vooral ten platten lande, algemeen nog het vooroordeel:

Dat men geene drenkelingen uit het water mag halen, maar die op den kant der wal en wel met de beenen in het water moet laten liggen tot bekomen order des Plaatselijken Bestuurs of der Policie om dezelve te vervoeren,

en ten gevolge daarvan:

de weigering der bewoners van naastbijgelegen huizen, waar de verdrinking heeft plaats gehad, om de drenkelingen in hunne woningen te nemen en hulp en bijstand te bieden.

Ook deze Provincie levert verschillende treurige voorbeelden van deze dwaling op, en zelfs in de nabijheid der stad Leeuwarden zijn mij drie dergelijke voorbeelden bekend, en wel met den ouden Knecht van wijlen Mr. D. H. Beucker Andreae, eenige jaren geleden, met den Onderwijzer Lodema, en nog zeer onlangs met het verdronken Zoontje van den Koopman Visser. Treurig, zeg ik, zijn deze voorbeelden! want hoe ligt mogelijk is het, dat zij, wie het ongeluk te beurt valt, hoezeer door gepaste en tijdige middelen te helpen, dus eenen gewissen dood ten prooi worden.
In weerwil er eene Maatschappij van Drenkelingen reeds sedert drie en zestig jaren heeft bestaan; in weerwil der verordeningen in Holland betrekkelijk de aanwending van goede middelen tot redding van drenkelingen in 1803, 1817 en 1826 daargesteld, niettegenstaande de belooningen van menschlievende daden in het redden van drenkelingen, houdt de bovengemelde onmenschlievende volksmeening stand, en blijft in den strijd tegen Christenpligt en tegen de liefde tot den naasten volharden.
In Noord-Braband had dit vooroordeel zich ook diep geworteld en de droevige ondervinding gaf daarvan de sterkste bewijzen. In den aanvang van dit jaar had het de aandacht van den Heer Gouverneur dier Provincie tot zich getrokken, en het behaagde denzelve een middel te beproeven tot wering van dit verderfelijk kwaad. Aan alle Plaatselijke Besturen der Gemeenten van zijn Gewest werden brieven gezonden, waarin hij hen aanmaant:

„Om niet alleen bij alle gepaste gelegenheden hunnen ingezetenen het verkeerde en onmenschlievende van dit nog heerschende gevoelen onder het oog te brengen, en hen aan te sporen, om toch in geen geval iets te verzuimen, hetgeen de terugroeping in het leven van drenkelingen zoude kunnen bevorderen, maar ook om, tot bereiking van het gemelde doel, de medewerking van de Geestelijkheid der verschillende godsdienstige gezindheden in hunne Gemeenten in te roepen, welke, door hare eerbiedwaardige betrekkingen, te meer in de gelegenheid is, om op de gemoederen van hare geloofsgenooten heilzaam te werken, en met gepasten nadruk, van den kansel, de uitroeijing van deze verkeerde denkbeelden bevorderlijk kan zijn.”
(Staats-Courant 7 Januarij 1830).
Wenschelijk ware het mijns inziens, dat deze of soortgelijke maatregelen door al de Heeren Gouverneurs der Gewesten van ons Koningrijk werden genomen, en de aanwending der gepaste middelen bevorderd, om een heerschend vooroordeel te doen ophouden, en eene ongelukkige dwaling te keeren, want wat baten toch kunst, arbeid en belooning, wat baten menschlievende maatschappijen, wetten en verordeningen, als een voortdurend kwaad belet om menschlievendheid uit te oefenen.
Het is dus van het hoogste belang voor het algemeen, dat ter kennisse van elk een worde gebragt, dat er geene wet, noch eenige verordening van het Gouvernement, van Stad of Land bestaat, die gebiedt:

DRENKELINGEN IN HET WATER OF OP DEN WAL TE LATEN LIGGEN.

Zonderling is het zelfs dat er geene menschen te vinden zijn, die eenige aanwijzing kunnen doen, dat er eenmaal zulk een wet hebbe bestaan, of van waar deze meening zijn oorsprong ontleend moge hebben. — De oudsten onder de thans levende geslachten weten alleen te zeggen, dat hunne vaders en grootvaders ook reeds met dit ongelukkig gebruik bekend waren, zonder dat dezen met reden van wetenschap iets meer konden getuigen. v. L.

De ondergeteekende vindt zich gedrongen door deze het publiek mede te deelen, dat hij juist de dag vóór dat hij de bepaalde reize naar Friesland zoude doen, op het onverwachtst is onpasselijk geworden, en de ongesteldheid thans van dien aard is, dat hij aan zijne gemaakte bepalingen onmogelijk kan voldoen, hij bidt die genen welke soms vergeefs op zijne komst gewacht hebben, hem zulks niet te willen wijten, daar ziekte alleen de oorzaak daarvan is, terwijl zijne overkomst door eene nadere aankondiging zal worden bekend gemaakt.

MENSERT,
Chirurgiæ Doctor eu Oculist van Z. M.


⁂ Getrouwd:
Leeuwarden,
den 16 Julij 1830,
M. J. JANSEN, en
A. B. VISSER.

⁂ Heden beviel mijne geliefde Echtgenoot ANNA DEKETH, van eene welgeschapene Dochter. M. SIDERIUS de WAL.

Leeuwarden, den 17 Julij 1830.

⁂ Heden beviel voorspoedig van een’ Zoon F. S. de MUINCK, geliefde Echtgenoot van J. KEISER, Predikant.

Wetsingh, den 17 Julij 1830.
Strekkende tot algemeene kennisgeving.

⁂ Heden beviel zeer voorpoedig van eenen Zoon TRIJNTJE FOCKEMA, Huisvrouw van A. VERWIJS.

Deventer, den 17 Julij 1830.

⁂ Heden beviel van eenen Zoon ELSKE ELZINGA, Echtgenoot van
Terband, den 18 Julij 1830. JACOB WOLTMAN.

⁂ Heden verloste door Gods goedheid van eenen welgeschapenen Zoon M. A. ZWOLSMAN, geliefde Echtgenoot van D. W. HOUTSMA.

Leeuwarden, den 21 Julij 1830.

⁂ Heden morgen verloste voorspoedig van eenen welgeschapen Zoon A. G. VEENSTRA, geliefde Echtgenoot van R. de JONG POSTHUMUS.
Joure, den 22 Julij 1830.

⁂ Op den huize Lijcklama-Bosch te Nijemirdum, is op den 22 Julij 1830 voorspoedig bevallen van eene welgeschapene Dochter de Hoog Wel Geboren Vrouwe CHRISTIANA HELENA GEERTRUIDA van SWINDEREN, geboren Baronnesse thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg.

⁂ Heden verloste van eene Dochter, M. C. ANHEIJER, Huisvrouw van H. KOOL.
Leeuwarden, den 26 Julij 1830.

⁂ In mijnen oudsten, geliefden, en veelbelovenden Zoon HERMANUS STAPERT betreur ik heden het vierde lijk in mijne woning in den tijd van 14 maanden. — Hii overleed in den ouderdom van 11 jaren en 6 weken. Mijne droefheid hoop ik zoo veel mogelijk te matigen, en op Hem te blijven vertrouwen die Vader is, en nooit slaat, hoe hard die slagen ook treffen, zonder wijze, en goede bedoelingen.
Benningbroek, den 16 Julij 1830. J. A. KUITERT, Predikant.

PS. Vrienden en Bekenden worden verzocht dit berigt wederom voor bijzondere kennisgeving aan te nemen.

⁂ Heden overleed, na eene sukkeling van ruim een halfjaar aan eene borstkwaal, mijn oudste Zoon BINNE van der KOOI, in den ouderdom van vier en twintig jaren en omtrent drie maanden.
Hij had aan de Akademie te Leijden zijne studie voltrokken en was met lof tot Doctor in de Geneeskunde bevorderd. — Hoe smartelijk het is zulk een Zoon, nu juist rijp geworden tot het vak, waartoe hij zich had voorbereid, te moeten missen, beseft ieder gevoelig hart. W. B. van der KOOI.

Leeuwarden, den 22 Julij 1830.

⁂ Heden avond overleed aan een langzaam verval van krachten onze hartelijk geliefde Moeder en Schoonmoeder ZWOPKJE WIGERSMA, Weduwe Cornelis Barends Feddes, in den ouderdom van ruim 76 jaren.

Leeuwarden,
den 25 Julij 1830.
D. SCHAAFF.
L. C. FEDDES.
IJ. C. FEDDES.

⁂ Na eene uitterende ziekte van 24 weken, overleed heden na den middag ten 5 ure, onze teedergeliefde Dochter SIJBRIG, in den ouderdom van 18½ jaar.
Strekkende deze tot kennisgeving aan Vrienden en Bekenden, zoo in als buiten het Dorp.

Tzum, den 25 Julij 1830. G. B. BRUINSMA.
A. J. BRUINSMA, Geboren Gercama.

De Prijs der BOTER te Leeuwarden, den 23 Julij 1830, ƒ 28 : 00. KAAS, ƒ 16 : 00 à 19 : 00.
De In- en Uitlandsche Rogge en Tarwe was dien zelfden dag: Rogge ƒ 180 : 00 het Last. — Tarwe ƒ 10 : 58 de Mudde.

PRIJSCOURANT DER EFFECTEN.
AMSTERDAM, den 24 Julij 1830.

Nederlanden:
Werkelijke Schuld pct. 65 a 65¼
Rest. Uitgestelde dito a 151/64
Kans-Biljetten ƒ 31 a 31¼
Schuldb. Am. Sijndic. pct. 100¼ a 100½

90 a 90¼
Domein Losrenten 99¾ a 100
Aandeelen Handelm. 94½ a 94¾
Frankrijk:
Inschr. op ’t Grootb. 3 pct. 79½ a 79¾
Dito Certificaten 3 a
Engeland:
Geconsolideerde 3 pct 93¾ a 93⅞
Rusland:
Bij Hope & Comp. 5 pct. 105½ a 105¾
Id. van 1828 en 1829 5 104¾ a 104⅞
Inschr. op ’t Grootb. 6 74 a 74⅛
Certificaten dito 6 74 a 74¼
Dito te Hamburg 5 102½ a 102¼
Dito te Londen 5 103¾ a 104
Polen:
Aandeelen 1829 ƒ a
Denemarken:
Te Londen 1825 3 pct 75¼ a 75⅜
Spanjen:
Te Londen 1822 5 pct. 16½ a 16⅝
Perp. Rent. 1829 Par. 5 76 a 76¼
Dito dito 1830 Amst. 5 72½ a 72⅝
Oostenrijk:
Bank, bij Goll & Co. 5 pct. 101¼ a 101½
Dito dito 4 94¾ a 95
Certificaten a
Metaliek a
Dito 5 97¼ a 97½
Dito te Londen 5 97¼ a 98
Bank-Actien 3 a
Aandeelen ƒ 100 bij Rothschild ƒ 216 a 218
Dito „ 250 bij dito 4 pct. 408 a 409
Napels:
Certificaten 5 83¾ a 84⅛
Dito in Londen 5 a
Griekenland:
Negotiatie te Londen 5 pct 34¼ a 38

Oblig. Portugal 5 pct. 57 a 58
„ Braziel 5 74½ a 75
„ Mexico 5 29¼ a 29¾
„ Idem 6 33 a 33½
„ Columb. 1824 6 21 a 21½
„ Peru 6 18 a 18½

De ondergeteekende bij Besluit van Z. M. den Koning, benoemd zijnde als Notaris in het kanton Bolsward, residentie Bolsward, berigt door deze, dat hij als zoodanig aldaar reeds is gevestigd, zich in deze betrekking aanbevelende.
Zullende des Zaturdags morgens ten 10 ure, te Arum, ten huize van den kastelein Nanne Wiersma, in de herberg de Hoop, zitting houden.

Bolsward, den 6 Julij 1830.
F. W. C. LEDEBOER, Notaris.