Pagina:Leeuwarder Courant 1831 no 097.pdf/2

Deze pagina is proefgelezen

tier en Gasenove te Parijs aangekomen. De president van den raad heeft haar ontvangen. Dezele komt de hulp voor een deel der bevolking inroepen en maakt gewag van den overal in de stad geopenbaarden wensch, van het gezag der wetten hersteld te worden.”
„De uit alle departementen gekomen berigten blijven voortdurend geruststellend.”

BELGIE.

BRUSSEL, den 29 November. Men schijnt alhier zeer beducht over den aftogt der Fransche armee voor het Noorden, en de Belgische Moniteur haast zich om te verzekeren, dat van die armee, welke hij zegt tachtig duizend man sterk te zijn, de helft in hare kantonnementen zal blijven, met bevel om op den eenten wenk in Belgie te rukken. Intusschen leest men in deze omstandigheden met bijzondere opmerking het volgende artikel in den Messager de Gand:
„Naar men verzekert is door de Mogendheden onderling besloten, dat in geval het vredes-traktaat niet door Koning Willem wierd aangenomen, de Mogendheden de beide partijen alsdan aan de krachtoefening hunner wapenen zullen overlaten, zonder zich in het minst met den strijd te bemoeijen. Men voegt er bij, dat de diplomatie geen anderen uitweg heeft kunnen vinden, om eenen algemeenen oorlog te verhoeden. Dus is zij genoodzaakt geworden, om de kans van eenen partiëlen oorlog te wagen, en heeft zij gemeend, dat de bedenking eener volstrekte isolering der beide staten veel beter verzoening en vrede tusschen hen zou kunnen terug voeren, dan alle vreemde bemoeijing.

NEDERLANDEN.

BREDA, den 30 November. Thans zijn alle groote schepen van voor Antwerpen vertrokken. Daar blijven nu alleen over, vier kanonneerbooten, die aan het Vlaamsche hoofd geankerd liggen, eene vijfde ligt een weinig hooger tegen den Vlaamschen wal en nog eene tegen over het kasteel.
In den morgen van den 28sten was een Engelsche brik the Robin Hood, van Hamburg, nabij Vlissingen aangekomen en werd geseind van quarantaine te houden. De Engelschman, die naar Antwerpen bestemd was, gaf in vrij beleedigende termen zijn onwil te kennen, doch hem werd van onze zijde zoo krachtdadig geantwoord, dat hij terstond daarop zijne quarantaine-vlag heesch en zich aan de deswege bestaande voorschriften onderwierp.

MIDDELBURG, den 30 November. Naar wij uit Vlissingen vernemen, heeft de ekwipaadje van Zr. Ms. schepen op de Schelde, welke voor de scheepsdienst kan gemist worden, bestemming bekomen om de dienst in en buiten die vesting te helpen waarnemen.

’s GRAVENHAGE, den 3 December. Bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, welke gisteren ten twee ure vergaderde, is men overgegaan tot de trekking der afdeelingen over de maand November. Tot presidenten en vice-presidenten der afdeelingen zijn benoemd: presidenten, de heeren van Randwijck, Fockema, Dijckmeester, d’Escury en Donker Curtius, en vice-presidenten, de heeren Frets, van Reenen, van Boelens, Beelaerts en Cats.
Is gelezen eene koninklijke boodschap, begeleidende een ontwerp van wet, houdende eenige wijzigingen in de wet op de nationale militie voor het volgende jaar. Uit de voorlezing dier beide stukken bleek, dat de wet genoegzaam in dezelfde bepalingen vervat was als die van November 1830, met betrekking tot dit onderwerp, en dat de ligting zal bestaan uit een 1 man van de 300 zielen. Verzonden naar de afdeelingen van de maand November.
Bij monde van den heer Cats zijn vervolgens, namens de commissie tot de petitien, onderscheiden rapporten uitgebragt, welke, als betrekking hebbende tot de voorgestelde belastingswetten, ter griffie zullen worden gedeponeerd. Een verzoekschrift van onderscheiden gemeentebesturen van het kanton Oud-Beijerland, reclamerende in het belang hunner ingezetenen tegen de wet op het personeel en de grondbelasting, gaf aanleiding tot eene langdurige discussie, waaraan de heeren Cats, Donker Curtius, van Reenen, Frets, van Nes, van Hemert en van Dam van Isselt deel namen. De commissie stelde voor, omtrent dit verzoekschrift tot de orde van den dag over te gaan, uit hoofde de gemeente-besturen, volgens haar, niet bevoegd waren de belangen hunner ingezetenen bij de Staten-Generaal voor te dragen. De heer van Hemert, medelid der commissie, voegde er bij, dat de Kamer slechts met eene geringe meerderheid beslist had, dat het verzoekschrift van het gemeente-bestuur van Mijnsheerenland ter griffie zou worden gedeponeerd en dat het dus zeer wel mogelijk was, dat bij een grooter getal aanwezige leden, de meerderheid in het gevoelen der commissie zou deelen.
De heeren Donker Curtius, van Reenen, Frets, van Nes en van Dam waren van een tegenovergesteld gevoelen, voornamelijk op grond, dat men de waardigheid der Kamer te kort zou doen, door op een reeds genomen besluit terug te komen, en dat men het besluit der meerderheid ten allen tijde moest eerbiedigen. Eindelijk is bij hoofdelijke omvraag met eene groote meerderheid beslist, dat het verzoekschrift ter griffie zal worden gedeponeerd, waarna de vergadering is gescheiden en geadjourneerd tot heden ten een ure.

AMSTERDAM, den 2 December. Heden is alhier ter Beurze aangeplakt geworden het volgende stuk:

Van wege de Hoofd-Direktie der Politie.

De Commercie wordt bij dezen verwittigd, dat er redenen bestaan om bij het ontvangen en verhandelen van Russische Coupons, eene buitengewone aandacht te vestigen op de kenmerken van derzelver echtheid.

Amsterdam, den 2 December 1831. De Sekretaris ter Hoofd-Direktie voorn.
(get.)J. Grevelink.

LEEUWARDEN, den 5 December. Door Zijne Majesteit is tot Griffier der Staten van Vriesland benoemd, de heer Mr. L. IJpeij, thans Secretaris dezer stad.
Bij koninklijk besluit van den 28 November wordt de vrijdom van accijns op het ruwe zout toegepast op de huiden-zouterijen, met geene looijerij gepaard gaande.
Bij eene resolutie van Z. Exc. den minister van financien, van den 14 November, zijn de heeren gouverneurs der provincien, ten gevolge van het daartoe door den gouverneur van Vriesland gedaan verzoek, uitgenoodigd, om de noodige bevelen te willen geven, ten einde, in de gevallen, wanneer door den eenen of anderen belastingschuldige het verlangen wordt te kennen gegeven, om de te doene betalingen te kwijten met schatkistbiljetten en de daarop te goed zijnde renten, waarvan het bedrag dat van de verschuldigde som te boven gaat, dezelve in ontvang aan te nemen, bijaldien een dergelijk verlangen vergezeld gaat van het aanbod, om het verschil tusschen het schatkistbiljet en de verschuldigde som, ten voordeele van de schatkist af te staan; zullende het te veel ontvangene worden beschouwd als eene vrijwillige gift ten behoeve der schatkist.
Op den 23 November zijn onder Wierum, aan wal gekomen vijf schipbreukelingen, die zich met de boot gered hebben van een Fransch schip, dat met hout beladen, en van Stettin komende, op de kusten van het eiland Ameland is gestrand.
Door de voorzorg van den heer Grietman, zijn gezegde manschappen dadelijk van de communicatie afgescheiden geworden, en gehuisvest in een daartoe bestemd gebouw, afzonderlek aan de kust staande.
Hoewel dezelve, volgens rapport, volmaakt gezond voorkwamen, is door de zorg van den heer gouverneur order gesteld, dat de vereischte quarantaine ten hunnen opzigte met alle naauwkeurigheid worde geobserveerd, en de provinciale geneeskundige commissie uitgenoodigd geworden, om onverwijld, ook ten aanzien van de geneeskundige dienst, den geneesheer, die met de voorzorgen van deze schipbreukelingen is belast, die instructien te geven, die zij in het belang der zaak nuttig zal oordeelen.

MENGELWERK.

DEN LEZER HEIL!

Op een regenachtigen dag, nadat de Conferentie bezig was geweest, met in 24 termijnen te herroepen, dat zij in éénen termijn onherroepelijk verklaard hadden, en onder inwachting der Ratificatie van de Hoven, zoodat er, eenige oproeren en het vermoorden van een wettig Vorst uitgezonderd, weinig nieuws voorhanden was, wilde ik mij wat andere uitspanning bezorgen, nam de Leeuwarder Couranten van verleden jaar in handen en bladerde het Mengelwerk zoo al peinzend door, — en ziet! mijn oog blijft stijf en strak staan op een onvoltooiden arbeid, waarvan de fundamenten nog maar half waren gelegd, en toen aan het noodlot is overgelaten. De geest des oproers had ook hier zijnen verpestenden adem over doen gaan en alzoo was de bouwmeester gansch en al afgeblazen van zijne gemaakte plannen.
Na een weinig overdenkens besloot ik het werk weder op te vatten, zoo als het dan ook mogt uitvallen. — En wat was dat belangrijk stuk? — Ik moet eerst eens zuchten eer ik den naam noemen durf.
Men leze de Leeuwarder Couranten van 27 Julij en 3 Augustus, Nos. 62 en 64, van het jaar 1830, en daar staat geschreven:

De Historie der Couranten.

Ik had juist den oorsprong van dit nuttig schepsel en schadelijk ondier opgespoord en in twee Couranten beschreven, of daar komen de ellendige Belgen, smijten alles ’t onderst boven, roeren met de Franschen alle geesten en harsens om als een brijpot, en met de algemeene politieke, diplomatieke en phijsieke verwarring en verstandsverbijstering geraakte ook mijn hoofd en daarna mijne geheele historie op hol, en, zoo als ik zeide, thans vond ik ze eerst weder. — Om nu weer van voren af aan te beginnen, dat is zoo wat; derhalve moet ik den Lezer, altijd in de veronderstelling dat hij er smaak in vinde, (want wien het niet lust mag het vrij overslaan,) verwijzen tot de vorige Couranten, terwijl ik na den afloop van het onderzoek in de andere Landen en ook in ons Landje een deftig resumé of overzigt zal geven, misschien wel in den Oosterschen stijl. Thans ga ik voort als volgt:

DE HISTORIE

DER

COURANTEN.



(VERVOLG.)



Die timmert aen den wegh
En schrijft voor ’t algemeyn,
Sal staeg voor alleman
Een steen des aenstoots seyn.



DUITSCHLAND.

Na het geschrevene op den 3 Augustus 1830, vonden wij in J. A. Donndorfs Geschichte der Erfindungen in allen Theilen der Wissenschaften, u. s. w. IV Band, eene nog ouder herkomst der gedrukte tijdingen, dan wij hebben vermeld, en wel daarover het volgende: In 1515 las men dezelve reeds, doch zij waren niet periodiek, maar bestonden uit eenige (zoo als die heer ze noemt,) vliegende Bladen, die men Nieuwstijdingen (Gazettes toutes fraiches, Neue Zeitungen) noemde, een woord, dat in deze beteekenis in de Woordenboeken der XV eeuw nog niet voorkomt. Dergelijke oude Nieuwsbladen zijn bijzonder in Neurenberg veel gedrukt geworden. B. v. Newe Zeitung vom Turken, so ein gut Freund, der damit und beigewest ist, von Wien herauf gehn. Nürnberg geschrieben 1529, enz. — De maandelijke en vierendeeljarige tijdingen zijn in Duitschland de oudsten.



ENGELAND.



In het jaar 1585, toen de wraakzuchtige Philips, de tweede, Koning van Spanje, Portugal, Napels en Siciliën, en magtig Heer van de Oost-Indien en zelfs der Nieuwe Wereld, het Koningrijk Engeland wilde veroveren, deed hij eene ontzaggelijke vloot bouwen, door zijnen zondigen hoogmoed de Onoverwinnelijke genoemd. Hemel en aarde, gelijk het spreekwoord, en hier zeker niet te onpasse, zegt, maar als een waar woord kan worden verklaard, werden bewogen om dit plan te volvoeren. Dit was de wijdvermaarde Spaansche Armade, en twee omstandigheden uit dien tijd, als behoorende tot mijn onderwerp zal ik moeten aanstippen.
Primo. De Paus Sixtus V sprak den verschrikkelijken banvloek uit, over de toen heerschende Koninginne van Engeland, de verstandige en schrandere, maar ook eergierige en jaloersche Dochter van Hendrik VIII, Elisabeth. Dit geschiedde bij eene vernieuwde Bulle, vroeger door Pius V en Gregorius XIII opgemaakt, wier inhoud volkomen aan den geest des tijds beantwoordde, en in den name Godes werd afgekondigd.
Secundo. William Allan of Allyn van Lancaster, een, niet uit hoofde zijner deugden, gevlugte Engelsche Godgeleerde, moest tot Kardinaal worden verheven, om als Pauselijk Legaat in dezen zoogenaamden heiligen oorlog te worden gebruikt, en een hoofdrol, zoo als John Cooke in de Partijwoede, te vervullen. Dat menschelijk wangedrocht schreef een boek, waarbij het volk in Engeland en Ierland ernstig werd vermaand de Pauselijke Bulle in vromen gemoede ten uitvoer te brengen, en alzoo de Koningin vervallen te verklaren van den troon en alle hare vorstelijke waardigheden, terwijl hare onderdanen van zelfs ontslagen waren van eed en pligt, eerbied en gehoorzaamheid. Hij mengde in dit geschrijf zoo veel gal en alsem, als dienstig was voor zijn bederfelijk oogmerk. List, leugen en bedrog, laster, onchristelijkheid en wreedheid waren er de hoofd-bestanddeelen van. Zelfs de Roomschen van dien tijd betitelden het als zoodanig, uit volle overtuiging van den kwaadaardigen geest, die den schrijver bezielde. — Het boek was te Antwerpen in het Engelsch uitgegeven en in Engeland verspreid, om aldaar te dienen als een voorlooper van zijne aanstaande komst en volvoering zijner loffelijke functien.
Moge de lezer thans vragen, wat of de Couranten-Geschiedenis met die Spaansche Armade te maken hebbe, daar toch des Pausen bul en het boek van den Kardinaal wel niet in het Mengelwerk zullen geschreven zijn geworden, zoo antwoord ik daarop ernstig, dat die stukken meer betrekking hebben tot den oorsprong der dagbladen in Engeland, dan welligt de Kastelein Lieuwe tot den naam van Frieslands Hoofdstad, of de tweeling-zusters Fije en Jane tot de stad Vianen. — Ik geef de verzekering, dat ik niets op mijn eigen houtje verrigte of spreukjes vertelle, maar dat ik straks man en paard zal noemen, die mij op dit denkbeeld hebben gebragt.
Toen nu de Koningin Elisabeth, bij den geweldigen aanval van al de in goud en zilver gedoste Spanjaarden met hunne ontzaggelijke zeekasteelen [1], alles in het werk moest stellen, om den volksgeest op te winden en die ten haren voordeele te leiden, gebruikte zij ook dit huismiddel. Zij liet de bulle van den Paus, het boek des Kardinaals, de naamlijsten der Spaansche Edelen op de schepen zijnde, en verdere bruikbare stukken in de landtaal overzetten, en bijna te geef onder de goedgezinden uitdeelen. De bekendmaking hiervan, en verder van alle tijdingen en gebeurtenissen, die het volk geriefden, gaven aanleiding tot de geregelde uitgave van een dagblad, waarin al de krijgsverrigtingen werden vermeld. — Dit nu was de eersteling der Engelsche Couranten, waarvan het eerste nommer, onder toezigt van Mr. Burleigh vervaardigd, in Gras- of Bloeimaand van het jaar 1588, het licht zag. Tot schutsgod van dit krijgs-journaal werd Mercurius (waarom niet Mars?) gekozen, want zijn titel was: The English Mercur. Het oudste nommer, hetwelk in het Britsch Museum wordt bewaard, is van 23 Julij 1588, no. 50.
Wat ik tot dus ver over Engeland verhaalde kan men hoofdzakelijk vinden in het voortreffelijk werk van den Ridder Scheltema: De Uitrusting en Ondergang der Onoverwinnelijke Vloot van Philips II in 1588. Daar toch niet ieder dit vaderlandsch boek bezit, kwam het mij niet ongepast voor er een uittreksel van te nemen, ten einde de zaak wat duidelijker te maken.
De dertigjarige oorlog gaf daarna eene gunstige aanleiding om Couranten uittegeven, weshalve er eene Engelsche Krijgskronijk werd opgerigt, die van naam en schrijver meermalen verwisselde, en onder anderen de overwinning van Gustaaf-Adolph met zwier en kracht verhaalde.
Na den opstand van 1641 [2], kwam er eene reeks van Couranten in het licht,

  1. Bij deze prachtige helden kwam mij den zin de beschrijving in geestige Verzen door O. Z. van Haren, (de Geuzen, XVIII zang), van dergelijk een’ zwier bij Spaansche Zeeridders, en geen lezer zal ooit betwijfelen, of van Harens Poezij meer spierkracht bezit, dan ooit al die verwijfde vlotelingen hebben bezeten.
  2. Uit hoofde mij de dertigjarige Oorlog, als ook de Opstand in 1641 niet zeer levendig waren, en het mij op de leden lag, dat er ook van mijne Lezers aan hetzelfde euvel mank zouden gaan, vroeg ik gemakshalve mijnen vriend, om eene korte uitlegging. Op het eerste punt antwoordde hij:
    Onder de regering van den Keizer Rudolph II, sloten de Protestanten in Duitschland de zoogenaamde Evangelische Unie, waar tegen de Catholieken een verbond onder den naam van de Ligue oprigteden. Toen nu de Bohemers, op den 17 Augustus 1619 den Keizer Ferdinand II van den troon van Boheme vervallen verklaarden, en, gemeenschappelijk met de Stenden van Silesië, Moravië, en die der Lausitzen, Frederik V, Keurvorst van de Palts, die het Hoofd der Unie was tot hunnen Koning kozen, en de Ligue daarentegen zich voor Ferdinand verklaarde, ontstond de dertigjarige oorlog. Frederik V verloor alles, tot zelfs zijne eigene bezittingen, en moest naar Holland wijken, en na den vrede met Denemarken in 1629, waarbij Christiaan IV van alle deelneming aan de Duitsche zaken afzag, scheen de zaak der Protestanten, met de ontwapening van dezen hunnen laatsten steun verloren. In 1630 evenwel, vond de Kardinaal de Richelieu, Frankrijks eerste Minister, en de staatkundige vijand van het huis van Oostenrijk, eenen man, die de zaak der Protestanten weder vermogt op te beuren, in Gustavus Adolphus, Koning van Zweden. Deze sneuvelde wel in de armen der overwinning, reeds op den 6 November 1632, te Lutzen, doch Frankrijk en Zweden, waar de Kanselier Oxenstiern de teugels van het bewind hield, bleven den oorlog voortzetten, die, onder Ferdinands Zoon en opvolger, Ferdinand III, eerst in 1648, door den Westphaalschen of Munsterschen Vrede geëindigd werd. Dezen oorlog is door den uitmuntenden F. Schiller in twee boekdeelen breedvoerig beschreven, welke men raadplege. Zie ook Pölitz, Gesch. d. Wereld, Ned. Vert. III, 322, 326 Volgg.
    De Opstand in Engeland, 1641, vervolgde hij, is die tegen Karel I. Deze Koning, gelijk zijn Vader, gunstiger jegens het Catholicismus gezind dan de geest zijner