Pagina:Leeuwarder Courant 1832 no 001.pdf/2

Deze pagina is proefgelezen

te denken, en hij zou daarom tegen de wet stemmen. De heeren d’Escury, de Bordes, van Sijtzama, Weerts, en van Nes hebben voor de wet gesproken, de gemaakte bedenkingen niet gewigtig genoeg geoordeeld om de wet te verwerpen, en de aanvankelijke toepassing van het kadaster toejuicht. De heeren Gockinga en de la Court verklaarden daarentegen in het belang van den landbouw er tegen te zullen stemmen. Ten slotte heeft de minister van financien nog het woord gevoerd tot verdediging der wet, en daarbij te kennen gegeven, dat hij de beraadslaging over dit onderwerp, als weinig geschikt om de onderlinge eenstemmigheid te bevorderen, betreuren moest; dat intusschen het voorgedragene ontwerp slechts een doel heeft om langzaam, ongegevoelig en trapswijze alle gewesten gelijk in de grondlasten te doen dragen.
Het ontwerp van wet daarop aan de stemming onderworpen zijnde, is met 34 tegen 18 stemmen aangenomen. De tegen gestemd hebbenden waren de heeren: Luyben, van Nagell, Hofstede, de la Court, Schimmelpenninck, Sandberg, Lemker, Gockinga, van Tuill van Heeze, Sypkens, Dyckmeester, van Randwyck, van Meeuwen, van Swinderen, van Dam, van Reenen, Cuypers en Ingenhousz.
Van den 31sten. In de zitting van gisteren, zijn de beraadslagingen aangevangen over het ontwerp houdende de middelen tot dekking der uitgaven van 1832, waarover het woord hebben gevoerd, de heeren: Fockema, van Reenen, van Dam, Sandberg, de Bordes, van Sijtzama, Donker Curtius, Op den Hooff, Cats, de Jonge, Luyben, van Hemert, van Nagell, van Welderen Rengers en Frets; zijnde de voortzetting der beraadslagingen bepaald op den avond ten 7 ure. Na derzelver afloop zijn onmiddellijk aan de orde gesteld, de afzonderlijke ontwerpen nopens de accijnsen. (In de avondzitting van heden is de wet tot vaststelling der Middelen met 35 tegen 13 stemmen aangenomen).
Daarna zijn terstond de afzonderlijke ontwerpen nopens de accijnsen aan de orde gesteld.
Het ontwerp op het zout is aangenomen met 46 tegen 2 stemmen (die van de heeren van Reenen en Bijleveld). — Dat op de suiker met 46 tegen 3 stemmen (die van de heeren van Reenen, Bijleveld en Warin). — Dat op het gedisteleerd is mede aangenomen, zonder discussie, met 47 tegen 2 stemmen (die van de heeren van Reenen en Bijleveld).
De vergadering is daarna gescheiden tot heden morgen, als wanneer over het ontwerp wegens de zeep zal worden beraadslaagd.
Te Harderwijk overleed den 22 dezer, in den ouderdom van bijna 85 jaren, de gewezen hoogleeraar aan de voormalige hoogeschool aldaar, Bernardus Nieuhoff, door eenige, vooral wijsgeerige, geschriften bij een aantal onzer landgenooten bekend.
Van regeringswege is thans de briefwisseling medegedeeld, welke tusschen den generaal Chassé en den Belgischen bevelhebber van Antwerpen (den kolonel Buzen) gevoerd is, wegens de ontmoeting, welke onlangs bij het fort St. Philippe heeft plaats gehad tusschen den luitenant ter zee Bolken, die als parlementair aan wal gezonden was, en den Belgischen officier die dezen parlementair en deszelfs sloep heeft doen beschieten. Uit die briefwisseling blijkt, dat de generaal Chassé zich terstond op eene waardige wijze beklaagd heeft, dat men genoemden officier, die als parlementair gezonden was, om naar het oogmerk te vernemen der opmetingen, welke van den kant der Belgen bij gemeld fort gedaan werden, gedreigd heeft hem naar Antwerpen weg te voeren, en dat een detachement Belgisch voetvolk, hetwelk in hinderlaag lag, eensklaps een levendig vuur geopend heeft op dien officier en op deszelfs sloep, toen hij met den eenigen matroos, die hem met een wit vaandel vergezelde, naar de sloep terugkeerde.
De majoor Dubosch (welke het Belgische detachement kommandeerde) heeft ter zijner verontschuldiging aangevoerd, dat de Hollandsche officier te kennen had gegeven, dat hij mede naar Antwerpen wilde gaan, ten einde aldaar de begeerde inlichtingen te vragen, doch dat hij, bij zijne sloep gekomen zijnde, daarin poogde te springen; dat hij (Dubosch) zulks trachtte te beletten, doch dat toen de matroos, die het witte vaandel droeg, hem eenen zoo hevigen vuistslag gegeven heeft, dat hij genoopt was den Hollandschen officier los te laten, — en dat hij daarop zijne wacht te hulp heeft geroepen, en op de sloep heeft doen schieten.
De generaal Chassé heeft den Belgischen bevelhebber herinnerd, dat hij alle werken op de oevers der Schelde, welke tegen zijne gemeenschap of tegen die der stations op de Schelde gerigt zijn, zoude beschouwen als daden van vijandelijkheid, welke aanleiding zouden geven tot het sluiten der Schelde, en tot eene botsing tusschen het kasteel en de stad Antwerpen.
De opstand in het Luxemburgsche is in de vergadering der Belgische gedeputeerden ter sprake gekomen. De heer Hoffschmidt heeft verzekerd, dat het korps vrijwilligers reeds tot 400 is aangegroeid, en dagelijks versterking bekomt. De Belgische ministers hebben aangekondigd, dat er maatregelen waren genomen, om die bewegingen te onderdrukken. Zij hebben er bijgevoegd, dat men tot nog toe in Limburg geene teekenen van misnoegen heeft bespeurd.
Uit de proclamatie van den Belgischen gouverneur voor Luxemburg blijkt, dat verscheidene geestelijken zich aan de zijde van Koning Willem, als groothertog van Luxemburg, hebben gevoegd, en hunne leeken hebben aangemoedigd, om dit hun voorbeeld te volgen, — Bij de eerste gevechten is een districts-commissaris Morran genaamd, gesneuveld, en, de zoon van den bekenden Thorn, zoo men zegt, gekwetst.
Het Journal de Luxembourg van den 24 dezer bevat het volgende artikel: „Wij maken heden de akten bekend, welke het comité der vrienden van de wettelijke orde, te Hollerixh gevestigd, door de provincie verspreid heeft, om deszelfs oprigting, het oogmerk van deszelfs werkzaamheden, en het doeleinde hetwelk het zich voorstelt te bereiken te doen kennen, en hetwelk geen ander is, dan de verwijdering van het bewind der muiters, en de herstelling der wettige gezagvoering van den Koning, Groot-Hertog van Luxemburg.
„De eerste verrigtingen van het comité schijnen bestaan te hebben, aan het korps vrijwilligers, over welke hetzelve aan den heer Wauthier het opperbevel heeft toebetrouwd, eene volledige en regelmatige inrigting te geven. Met ieder oogenblik versterkt zich dit korps, en het telt in zijne gelederen burgers die hunne beroepsbetrekkingen, hunne ambten, hunne eigendommen hebben verlaten om mede te werken tot de uitkomst die verkregen moet worden; eene uitkomst die met[t]er daad patriottisch is, dewijl zij bestaat, m aan het land deszelfs nationaliteit te hergeven, en den berokkenaars der onlusten deze prooi te ontweldigen, op welke zij sedert een jaar zoo vel gebeten zijn.
„In al de dorpen, welke dit korps heeft bezocht, zijn op hetzelfde oogenblik de kleuren van den Souverein en van het Land gelijkelijk ontrold geworden; en wapperen thans de oranje-banier en de Luxemburgsche vlag. De vrede en de orde, van welke die verbroederde vanen de zinnebeelden zijn, hebben aller harten bemoedigd; de hoop, om, na zoo vele maanden rampspoeds, uit eenen steeds hagchelijk onzekeren en onverdragelijken toestand gered te worden, heeft alle gemoederen ééne enkele gedachte doen omvatten; de eenige heilzame, eeniglijk bestaanbare gedachte, namelijk, dat het onmogelijk is te leven te midden van regeringloosheid, en van den chaos welken de revolutie over het land heeft uitgeworpen om van hetzelve een verblijf van onheil, verworpenheid en verdierlijking te maken.
„Gisteren avond zijn een tiental manschappen, zoo gendarmen als douaniers en volontairen, van het te Hesperange zich gevormd hebbende korps, te Hollerich komen post vatten. Zij hadden hunnen intrek genomen bij den heer Feller, Oud Burgemeester. Omstreeks ten 2 ure in den ochtend, worden zij gewekt door geweerschoten en een geschreeuw in het dorp. Zij plaatsen zich gewapend aan de venster, en zien eene troep, insgelijks gewapende lieden voorbij trekken. Op den aanroep: „Halte la! qui vive!„ antwoordden die manschappen: „Belges!„ en vlugtten met eene snelheid dat het zelfs niet zoude mogelijk geweest zijn op hen te schieten. De bij Feller vernachtende troep loopt het dorp in, en vindt twee manschappen dood, de een op de trappen der kerk, de andere daar naast, uitgestrekt.
„Deze narigt kan als volkomen juist worden aangenomen, daar dezelve ons van zich bij het voorval tegenwoordig bevonden hebbende ooggetuigen is toegekomen. Sedert heeft men vernomen dat van de beide gedoodden de een majoor en de ander kapitein der burgerwachters waren. Men vermoedt dat de Belgen onderling getwist en elkander doodgeschoten hebben.
Voorts bevat nog het Journal de Luxembourg drie proclamatien, geteekend door het comité der vrienden van de wettige orde, de baron de Prel, de baron Auguste de Tornaeo en Eghanus.
Mémorial Belge: Dit blad deelt het volgende uittreksel mede, uit eenen brief van Arlon, gedagt. 26 dezer: „Met leedwezen moet ik u berigten dat de voortgangen der revolutionaire insurrectie ieder oogenblik van meer gewigt worden, zijnde reeds de gansche gemeenschap van Arlon met het meerderdeel der Duitsche kantons afgescheiden; kortom dat mij verslag wordt gedaan dat het comité-directeur verscheidene benoemingen heeft gedaan, onder anderen die van ontvanger der registratie te Mersch en Bettemourg. Het hierbij gevoegde Nommer van het Journal de Luxembourg, ofschoon in den geest der partij geschreven, zal u van de ware toedragt der zaken onderrigten, en van de dringende noodzakelijkheid dat het gouvernement krachtdadiglijk deze provincie te hulp kome, indien het dezelve wil behouden; of het zal anders, binnen weinige dagen, daartoe te laat zijn.
„De Hollandsche gendarmerie heeft zich meester gemaakt van de papieren van dem Inspecteur Malle, te Eich, van den ontvanger der registratie te Walferdange, van den ontvanger der belastingen te Niederauwen, enz. enz.”
In een’ brief, door een voornaam Londensch handelhuis geschreven, wordt als stel[lig] gemeld, dat Keizer Nicolaas niet alleen de ratificatie van het tractaat van 15 November weigert, maar bepaaldelijk vordert, dat onzen Koning eene regtmatige schadevergoeding gegeven worden, voor de gewesten, die door oproer en verraad, zich aan zijn wettig gezag hebben onttrokken. Onder deze schadevergoeding was, onder anderen, begrepen de teruggave der vroeger, bij de vereeniging van Belgie, daarvoor aan Engeland afgestane kolonien: Demerarij, Essequebo en de Kaap de Goede Hoop. Gedachte brief hield ook verder, even als zulks van elders reeds is gemeld geworden, dat, zoo de conferentie in dezen voorslag geen genoegen nam, de Russische Keizer alsdan de terugkeering van Belgie onder den scepter der Nassaus vorderde, met in acht neming alleen eener afzonderlijke administratie. Deze nota zou in stellige en nadrukkelijke bewoordingen vervat en de heer Nesselrode belast geweest zijn haar aan de conferentie mede te deelen.
Uit eene Engelsche opgave blijkt, dat Engeland eene somma van 4,803,805 ponden sterling tot het aanleggen der vestingen in Belgie heeft toegebragt, te weten: eene millioen als schadeloosstelling voor Zweden voor den afstand van deszelfs kolonien; omtrent twee millioenen regtstreeks voor de vestingwerken en het overige voor de renten en amortisatie der in Holland genegotieerde Russische schuld.

MENGELWERK.

De HISTORIE der COURANTEN.


SLOT der EERSTE AFDEELING.


Die timmert aen den wegh
En schrijft voor ’t algemeyn,
Sal staeg voor alleman
Een steen des aenstoots seyn.


De NEDERLANDEN.


Van eene der beste Couranten, de goeden niet te na gesproken, moet ik thans met betrekking tot derzelver oorsprong een enkel woord gewagen, waartoe ik ook weder door gunstige mededeeling der heeren Uitgevers ben in staat gesteld. Het is de Haarlemmer-Courant waarvan, onder vele goede getuigenissen, ook onze landgenoot Styl in zijnen tijd getuigde, dat dit een kapitaal blad was, en hij het in den goeden stijl schrijven van deze Courant beschouwde, als eene der medewerkende oorzaken van den bloei onzer Letterkunde en verbeterde schrijfwijze.
Het navolgende werd mij kennelijk:
De verzameling der Couranten, ten Kantore der Heeren Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem voorhanden, begint met den 19 Mei 1665 — Deze oudste aldaar aanwezige Couranten zijn gedrukt in klein folio met eene letter van het brevier corpus of daaromtrent, en bevatten door elkander de Duitsche en Romeinsche lettersoort. Elke Courant bestaat, gelijk de oude Amsterdamsche Couranten, ook uit een half vel papier, gedrukt in twee kolommen op elke bladzijde, voerende een drieledig wapen, dat der Stad, namelijk, het wapen van den Uitgever Abraham Kasteleijn en deszelfs naamcijfer. De gewone dagen der uitgifte waren de Dingsdagen en Zaturdagen, terwijl de Dingsdagsche den titel voerde van Extraordinaris Courant. Het blijkt echter niet, dat er immer een dergelijk buitengewoon nommer heeft ontbroken. De inhoud bestond uit Nieuwstijdingen en eenige weinige aankondigingen. — De oudste dezer Couranten is nommer 19, en dus van de 19de week des jaars 1665 (want de gewone en buitengewone Couranten voerden een en hetzelfde nommer). Het lijdt alzoo geen twijfel of reeds in den aanvang van dat jaar heeft het weekblad bestaan, dan of het voor den jare 1665 is uitgegeven is wel waarschijnlijk, doch met geene genoegzame zekerheid gebleken. — Tot in den jare 1737 is de Haarlemmer-Courant in het licht gegeven ten name van Abraham Kasteleijn, hoewel het eigendom sedert 1665 aan onderscheidene personen moet zijn overgegaan, en met den 9 Julij van 1737 is dezelve het eigendom geworden ven de heeren Isaäc en Johannes Enschedé, Overgrootvader en Grootvader van de tegenwoordige Eigenaren onder de firma van Johannes Enschedé en Zonen.
Van den jare 1665 tot December 1811 is die Courant regelmatig en onafgebroken drie malen ’s weeks in ’t licht verschenen, bevattende de nieuwstijdingen van den dag, en aankondigingen. Omtrent 1780 is de stoffe somwijlen zoo menigvuldig geweest, dat men van tijd tot tijd een geheel vel druks heeft beginnen uit te geven, en sedert 1795 had dit bijna altoos plaats. Met 1794 is men begonnen met aankondigingen van Geboorten, Huwelijken en Sterfgevallen, welk gebruik spoedig eene algemeene mode werd en gelijk bekend is tot den huidigen dag bleef, zoo dat deze mode eene uitzondering op den regel is — Den 1 December 1811, merkwaardig jaar der Fransche dwingelandij, kwam de Napoleontische Satelliet, des Keizers wreedsten Land en Bloedvoogd, de God- en mensch onteerende de Celles met een bevelschrift van zijnen reeds tuimelende Opperheer, en verbood, met vele nuttige voortbrengsels van de drukpers, ook dit waardig Dagblad, hetwelk, na van het staatkundige bovenkleed ontdaan te zijn, in het negligé eens Advertentieblads weder te voorschijn trad.
Tot 16 November 1813, wonderjaar der verlossing, bleef het in dien tooi, maar toen, hoewel Haarlem nog door Fransche troepen bezet en bewaakt werd, had het Blad zich den 18 November weder in een politisch-diplomatisch Zondagspak gestoken, en was zoo welkom onder de Courantenlezers, als de omwenteling zelve aan de naar verademing hijgende Nederlanders. Van den jare 1665 tot op den huidigen dag heeft zij haren doopnaam behouden van Opregte Haarlemsche Courant.
Hoezeer wij bij de vorige dagbladen in alle Landen slechts derzelver oorsprong hebben nagegaan en hare uitbreiding, duur en bestaan, of ondergang en verdwijning van dit aardsch tooneel tot een volgend hoofdstuk hebbend bewaard, kon ik echter niet nalaten betrekkelijk dit belangrijk, echt Vaderlandsch Blad den geheelen loop hoofdzakelijk aan te stippen.
In 1666 heeft er een Rotterdamsch Nieuwsblad bestaan met het wapen der stad onder den titel van Rotterdamsche Zee- en Posttijding, bij Johannes Naeranus. — Van vroeger bladen vond ik geene narigten.
Onder de wereldberoemde Couranten behoorde de Fransche Leydsche Courant, geschreven door Etienne Luzac, Oom van Joan Luzac, die hem daarin behulpzaam was. Onder zijne handen werd dit papier beroemd, en, ik zou haast durven zeggen, door de geheele wereld gelezen, te Konstantinopel niet uitgezonderd. — Haar invloed op de begrippen der menschen was oneindig groot, en den Courantenschrijver Luzac werd door Washington, het Congres van Amerika, den wijzen Wetgever van Toscane, Keizer Leopold, en door de Hoven van Polen en Pruissen groote eer bewezen en geschenken gezonden. — De Fransche omwenteling met alle hare groote daden en afzigtige gruwelen, het jaar 1794 enz., enz., vernietigde dit product. — Men kan hier van breedere narigten vinden in de Geschiedenis der Letteren en Wetenschappen van Professor van Kampen, (II, 559) alsmede bij Murhards Tafereelen van Konstantinopolen (Nederd. vert. I 72).
Maar hoe is het nu wel in Friesland met de Couranten gelegen?
Dit kunnen wij toch maar zoo stilzwijgend niet voorbijgaan, te minder daar het in ’t Mengelwerk van de Leeuwarder Courant voor de Friezen geschreven, handelende over Dagbladen, zeer te huis behoort. — Ik wilde er wel eenen Frieschen Rijder om geven, dat mij de zaak eens regt bekend werd gemaakt, want hier verzeil ik weder, zoo als meermalen, tusschen klip en draaikolk door, en weet niet werwaards ik den boeg zal wenden om niet te stooten of te zinken. Geleerde koppen, stevige verbanden hebben hier den twistappel opgeworpen, en wij zijn helaas te bekrompen van geest, te klein van oordeel en te arm aan kunde, om die moeijelijke zaak te beslissen. — Hoor dan, mijne Lezers, wat ik U uit het hoofd en brein van anderen kan mededeelen.
De heer Halbertsma van Deventer, een Fries van den echten stempel, plaatste in de Letteroefeningen van October 1822, No. XII, een stuk: de ontwikkeling der gronden van mijn gevoelen nopens een paar regels uit Gijsbert Japiks. Daarin komt voor de plaats, uit diens Friesche Rijmlerye, (nieuwe uitgave van Epkema I D. p. 89.) in het tweede couplet van het gedicht: Op’t oonfirddigjen fen Frieslânz Schijd schrieuw aemt, fen S. A. Gabbema oon Hindrick Rintses:

Gabbema iz komme to
’t Friesch Schijd-schrieuw aemte; y kinnie ’t lezze
IJn ’t leaf fen Ljeauwerd, — — —

welke plaats de Heer Halbertsma verklaart:
Gabbema is bevorderd tot het ambt van Vrieslands Geschiedschrijver; gij kunt het lezen in de Leeuwarder Courant.”
Is nu deze vertaling goed, dan zou het bewezen zijn dat in den jare 1659 eene Leeuwarder Courant bestaan had en Hendrik Rintjes daar van de Drukker en Uitgever te Leeuwarden geweest is. Dan de geleerde Professor E. Wassenbergh was niet van dit gevoelen, dan in het door hem steeds gebezigd Exemplaar van C. Japiks