Pagina:Leeuwarder Courant 1832 no 001.pdf/3

Deze pagina is proefgelezen

met eigenhand ter aangehaalder plaatse eene kantteekening is gezet, dat met ’t Laef fen Ljeauwerd bedoeld werd Gabbema’s Verhaal van Leeuwarden.
Dit wordt echter weder door deskundige en getrouwe beoefenaars der Friesche taal op krachtige gronden wederlegd, tredende in het gevoelen van den heer Halbertsma. Het was niet ongevallig, ja zelfs pligtmatig geweest, dat deze schrijver in zijne vermelding van Hendrik Rintjes Bedrijf (p. 378, II Stuk van de Hulde aan G. Japiks) er een woordje over gesproken had. Bij den Heer Epkema is het steeds twijfelachtig gebleven, willende niet beslissen, zonder dat het van elders blijke, dat deze plaats voldoende zij tot een geschiedkundig bewijs, dat er destijds eene Courant bestaan hebbe. — Wij zouden te breedvoerig worden met al het voor en tegen, in eene briefwisseling ontwikkeld, hier aan te voeren, dit zal welligt bij eene andere gelegenheid beter te pas komen. —
Dit is dan het eenige, wat men, zoo ver ten minsten mij bekend, over eene bestaan hebbende Friesche Courant van den ouden tijd vind aangeteekend.
Met zekerheid kunnen wij van eene later Leeuwarder Courant spreken, want deze ligt voor mij en draagt ten opschrift:
Leeuwarder Saturdagsche Courant. Ao. 1752. No. 1. Zij is voorzien van het Stads-wapen en gedrukt in klein quarto in twee kolommen bij Abraham Ferwerda in de Peperstraat, den 29 Julij 1752. Daarin wordt berigt dat deze Courant wekelijks zal uitgegeven en volgens een bijzonder en nieuw plan geformeert worden. Men zal dezelve meer en meer verbeteren en tot de uiterste volmaaktheid trachten te brengen. — Zij bevat Staatkundig Nieuws en Aankondigingen van verkoopingen enz.; benevens eenig mengelwerk onder den titel: Bijzonderheden, ook Gedachten over Nederlands Koophandel, Ongelukken en andere Gebeurtenissen. Dit blad werd uitgegeven niet alleen in de Friesche, maar ook in de Steden van andere Gewesten, en heeft veel bijval gevonden. — Van het jaar 1752 tot heden is die Courant onder verschillende eigenaars en vormen vervolgd geworden. — Hoezeer derzelver geschiedenis ook haar eigenaardigs heeft, achten wij echter gevoeg van haren oorsprong en bestaan gezegd te hebben.


Zoo zijn wij dan langzamerhand tot het einde gevorderd onzer Couranten-Historie, wat den oorsprong der verschillende Dagbladen in de meeste Europesche Landen betreft. Onze tweede Afdeeling moet bevatten derzelver voortgang, verbreiding, gegeboorte en sterfte van die van lateren tijd en eindelijk een volledig statistiek van de tegenwoordige Couranten-wereld. In de derde en laatste Afdeeling zullen wij ons alleen bezig houden met een getrouw verhaal in den geschiedkundig-wijsgeerigen vorm, verkondigende wat al goeds, maar ook welk een oceaan vol kwaads dat Couranten-Fabrijk heeft gebrouwen.
Daar echter deze zeer moeijelijke arbeid niet als een legerpaard zoo maar uit den vuist kan worden beslagen, zullen wij van lieverlede daarmede voortgaan en het volgend stuk stellig niet eerder plaatsen voor dat het gereed is.
Bij eene nadere gelegenheid zullen wij echter het beloofde Resumé of Kort Overzigt geven.



VERSCHEIDENHEDEN.


TAAL.



IETS over de woorden STIEFVADER en STIEFMOEDER.


Wanneer men ten aanzien dezer woorden het Etymologicum van van Kiel (Kiliaan) opslaat, vindt men er:
stief-moeder. Nouerca: fortè q. d. rigida aut saeua mater: nempe à rigore in priuignum aut priuignam, vnde epithera, injusta , saeua, immitis, cruda, nouercae propria. Germ. stieffmuter: Sax. steffmoder: Ang. stepmother.
D. i. — misschien als of men zeide: eene strenge of wreede moeder, te weten wegens hare strengheid tegen voorzoon of voordochter; vanwaar de bijwoorden, onregtvaardig, wreed, onverzachtbaar, raauw, aan het woord stiefmoeder eigen zijn. Hoogd. stieffmuter Saks. steffmoder; Eng. stepmother.
En even zoo:
stief-vader. Vitricus. q. d. rigidus aut immitis pater. — Als of men zeide: een strenge en onverzachtbare vader.
Even zoo ten Kate, in zijne Eerste proeve van geregelde afleiding, in Stijv of Stijf, in de beteekenis van rigidus, durus, obstinatus, streng, hard, onverzetlijk, die van dit woord stijf stiefvader en stiefmoeder afleidt, echter wat zachter als van Kiel spreekt, wanneer hij zegt: „’T is wel waer, dat het gemeene menschelijke gebrek, namelijk eensdeels de onkunde, en anderdeels de onmatige drift van eigen belang, doorgaends een wederzijds vooroordeel, hardigheid, en onmin baert tusschen aengehouwde kinderen en ouders, waerop het versje van Virgilius zinnespeelt, als hy zeit, est mihi namque domi pater et injusta Noverca (ik heb t’huis eenen vader en eene onregtvaardige stiefmoeder); egter twijfel ik, of dit Stief niet alzoo min van de strakke styvigheid, als wel van ’t stevig ondersteunen van ’t huishouden ontleent zy geweest, vermits de ouderen doorgaends zulk een als het ware oogmerk voorwenden, wanneer ze, in ’t ondergaen van een tweede houwelijk, zig ten opzigte hunner voorkinders willen verantwoorden.”
Nog zachter Weiland, in zijn Nederduitsch taalkundig Woordenboek, zeggende: „Eene tweede moeder, welke iemand verkrijgt, wanneer zijn vader de plaats van deszelfs overledene moeder door eene andere vrouw vervult: zij was eene goede stiefmoeder voor ons. (NB.) Oneigenlijk, eene harde moeder. „Hij voegt er bij:” Vries. moike, moeije; gelijk als een stiefvader daar omke heet.”
Uit dit laatste zou men meenen mogen, dat de woorden stiefvader en stiefmoeder in de Friesche Landtaal niet bekend waren. Dit is echter niet het geval. Bij Gijsbert Japicx vindt men daarvoor Stiemmoar, en daarbij merke onze onwaardeerbare Epkema op, dat dit voor stiep-moar is, gelijk men dan ook stiep-fader en stiepmoder in de Oude Friesche Wetten vindt. Tevens haalt hij den kundigen IJpey aan, in zijne Geschiedenis der Nederlandsche tale, bl. 232, aant., die dan ook stiepsoon aanhaalt uit zekeren brief bij Winsemius in zijne Kronijk, en stijpzoon uit Winsemius-zelven, en bewijst dat stijpzoon of beter nog stiepzoon, stiepvader en stiepmoeder de echte spellingen der woorden stiefzoon, stiefvader en stiefmoeder zijn, en dat dit stiep in den grond niets anders beteekent dan in de plaats treding. — Wij zouden zeggen niets anders dan ons stap, steop, van het A. S. stow, d. i. plaats. En deze afleiding wordt, zoowel als de Friesche spelling, bevestigd door het Engelsche step in stepfather, enz. want step beteekent stap, voetstap, trede, gang, en niet stijf of streng, dat in die taal stiff en strong heet.
’t Is alzoo duidelijk dat er in de benamingen van stiefvader en stiefmoeder op zichzelve niets hatelijks gelegen is, als sommigen nog (maar ten onregte) wanen.

NEDERDUITSCHE oorsprong van het Fransche woord BIVOUAC.


Wij vinden bij Witsen Geysbeek in zijn Apollineum, III, 169, 170, het volgende:
„Wat dit woord beteekent weten eenige duizenden zoo Nederlanders als Franschen, doch dat het een bedorven Nederduitsch woord is weten zeker weinigen; en ik wist het ook niet, voor ik toevallig Ménages Dictionnaire Etymologique opsloeg, en aldaar vond:
Biwacht, Garde extraordinaire qu’on fait la nuit pour la sûreté d’un camp. C’est un mot Allemand[1], composé de bij, qui signifie auprès, et de wacht, qui signifie le Guet de nuit, etc.
De Franschen spraken natuurlijk dit woord biwak uit, en spelden het nog barbaarscher bivouac; eindelijk leverde hetzelve een’ krijgsterm, en zelfs het werkwoord bivouacquer. Ik heb eens ons „kan niet verstaan, cittejyn!” van 1795, georthographieerd gezien in eene gedrukte Fransche toneelbrochure: Canifourchton. Hoe ligt kan over eene eeuw dit woord ook in de Fransche taal van eene bepaalde beteekenis en deszelfs etymologie zeer moeijelijk worden.
Dat het woord bivouac ons Nederduitsch bijwacht is, is ook reeds opgemerkt geworden door den taalkundigen Luitenant F. Burman, in zijne Nieuwe aenmermerkingen de Nederduitsche tael aengaende, Utrecht en Amst. 1761, kl. 8vo, bl. 33.


  1. De meeste Franschen noemen het Hoog- en Nederduitsch zonder onderscheid Allemand.

JAâR, JADDER.

Het eerstgemelde woord is niet anders dan eene afkorting bij zamentrekking van het tweede, en moest eigenlijk jaêr geschreven worden, zoo als men, nog voor weinige jaren, alle soortgelijke zamentrekkingen plag te doen. Het jadder is een Nederduitsch en geen bij uitsluiting Friesch woord. Men vindt het (onder anderen) bij Vondel, gelijk Outhof op Hoogstratens Naamlijst der zelfstandige Naamwoorden heeft aangeteekend; ook bij Antonides in zijnen Ystroom, bl. 120, zeggende:

de vette koe van Hollant, bloet en vleesch ten jadders uitgemolken.

Bilderdijk, in zijne Geslachtlijst, wil het dat hetzelfde woord met edder of uier zij hetgeen in zijnen oorsprong een met oeier is en voeder beteekent; zie zijne Verhandeling over de Geslachten, bl. 229 en 230; doch in het gebruik duidt het de mam der koeijen aan, aan welke de uur of uier (het eerste is weder eene zamentrekking van het laatste,) zich bevindt. Men zie ook Wassenbergh in zijn Idioticon, en Weiland in zijn Nederduitsch Taalkundig Woordenboek, die de verkorting jaar in Groningen te huis brengt, en er bijvoegt dat, wanneer het beest geslacht en het jadder er afgesneden is men het aldaar jidder heet, Nedersaksisch jidder, gidder, door insmelting (zamentrekking) het gier in Gelderland, hetwelk men dus ook (met het teeken van afkorting) giêr schrijven moest.

v. H.

Betaling van Traktementen en Toelagen.

De Administrateur van ’s Rijks Schatkist in Friesland, adverteert, dat de Traktementen en Toelagen, aankomende de Heeren Leeraars der onderscheidene Godsdienstige gezindheden, Regterlijke Ambtenaren, Hoogleeraars en Beambten bij het Athenæum te Franeker, Rectoren, Onderwijzers enz.; over het 4de kwartaal dezes jaars, zijn betaalbaar gesteld.
Hij verwittigt alzoo de belanghebbenden, dat, voor zoo ver dezelve, over dat tijdvak, Honderd Gulden en daar beneden bedragen, de vereischte Kwitantien, even als voorheen, aan de Heeren Ontvangers der belastingen in de Gemeenten hunner woonplaatsen, ter betaling zijn overgemaakt; terwijl de overigen, door hun, of van hunnentwege, ten zijnen Kantore kunnen worden afgehaald, alwaar vervolgens, nadat die stukken behoorlijk zullen zijn gekwiteerd, ook daarop de betaling zal geschieden, aan toonder, en zulks gedeeltelijk met Schatkist-Biljetten en voor het resterende, in Assignatien, op de kas van den Heer Agent van den Algemenen Rijkskassier, te dezer stede.
Leeuwarden, den 30 December 1831.

De Tweede Winteravond-Vergadering van het Departement Leeuwarden, der Maatschappij: tot Nut van ’t Algemeen, zal, in plaats van op Woensdag den 11 Januarij 1832 gehouden worden op Vrijdag den 6 dier maand, des avonds ten half zeven ure, ter welker gelegenheid de Hoog Geleerde Heer J. C. ROVERS, Professor in de Letterkunde aan het Athenæum te Franeker, de spreekbeurt zal vervullen.

ROBIDÉ van der AA, Secretaris.

De Commissie uit het Bestuur van het Departement Leeuwarden der Maatschappij: Tot nut van het algemeen, belast met het Kleeden van behoeftige, doch niet bedeeld wordende Kinderen, ter bevordering van het schoolgaan, door eene bereids ontvangene bijdrage van twintig gulden, en eenige afgelegde kleeding, in staat gesteld zijnde, hare gewone jaarlijksche werkzaamheden voor het tegenwoordig wintergetijde weder aan te vangen, verzoekt, bij deze vriendelijk, hare Stadgenooten, haar weleven als in vorige jaren, met eenige geldelijke bijdragen of kleedingstoffen, tot het verder volbrengen harer bemoeijing in staat te wilien stellen. Kunnende deze giften, behalve aan de ondergeteekenden, mede worden ter hand gesteld aan de heeren P. Zeper, Ds. J. Brouwer, Ds. B. Nieuwold, J. Cats Sz. en A. Deketh, die zich weder, zoo als in vorige jaren, met derzelver ontvangst, wel hebben willen belasten.

Leeuwarden,
den 2 Januarij 1832.
C. WALKER.
F. W. WESTINK.
A. D. van LIMBURG STIRUM.

⁂ Heden verloste van een welgeschapen Zoon, AUKJE G. ALTHUISUS, geliefde Echtgenoot van PETRUS IJ. FEIKEMA.
Bozum, den 18 December 1831.
Familie en Bekenden gelieven deze algemeene voor bijzondere kennisgeving aan te nemen.

⁂ Heden beviel voorspoedig van eenen Zoon, R. van TEMMING, geliefde Echtgenoot van G. YPMA.
Franeker, den 22 December 1831.

⁂ Mijne geliefde Echtgenoot, C. P. J. CROMMELIN, beviel gisteren avond, door Gods goedheid, zeer voorspoedig van een’ welgeschapen Zoon.
Leeuwarden, den 28 December 1831. A. DEKETH.

⁂ Heden avond verloste voorspoedig van eenen Zoon, ANTJE KRAMER, Echtgenoot van G. J. WOLTHUIS.
Harlingen, den 28 December 1831.

⁂ Op heden verloste door Gods goedheid, zoo gelukkig als voorspoedig, mijne beminde Echtgenoot, ALIDA HENDRIKS BEUKER, van eene welgeschapene Dochter; aan welke jonggeborene wij bij de aangifte in het Register van den Burgerlijken Stand de namen hebben gegeven van Anna Elisabeth, zijnde de namen der overledene Grootmoeder aan Moeders zijde, welke (Grootmoeder) haar lijfdragt enz. bij Testamentaire beschikking aan hare Dochter heeft ontmaakt.

Workum, den 30 December 1831.
H. R. HOBMA.
 

MAKKUM, den 20 December 1831. Heden overleed in den ouderdom van 23 jaren, voorzien van de H. H. Sacramenten, de Eerwaardige Heer JOHANNES OVERMEER. De heiligste gehoorzaamheid welke deze dierbare Zoon ons altijd bewees en het heerlijke vooruitzigt dat wij van hem hadden, als hebbende zijne studien voleind en reeds de H. Wijding van Diaken ontvangen, maken dat het offer, hetwelk wij hebben moeten doen, een van de allermoeijelijkste is waartoe de goede God ons kon verpligten. THOMAS WIEBES OVERMEER.
CATHARINA TAEDES DIJKSTRA.

SNEEK, den 26 December 1831. Heden morgen circa 3 ure, stierf mijn geliefde Man, KLAAS S. de GROOT, in zijn werkzaam leven, Schipper en Koopman, in den ouderdom van groot 56 jaren. Hoe hardt mij deze slag treft, zal ieder met mij gevoelen, die zulks ondervindt, mij nalatende 2 kinderen; ik wensch dat hij zalig mag zijn. Dit zij tot kennisgeving zoo wel binnen als buiten de stad, aan Vrienden en Bekenden. S. T. TJAARDA, Wed. K. S. de Groot.

⁂ Met een diep gewond hart maak ik aan Familie en Vrienden bekend, dat mijne hartelijk geliefde Gade, TRIJNTJE VISSCHER, heden in den ouderdom van dertig jaren, onder hevige koortsen bezweek. Wij mogten slechts drie jaren en vier maanden in den gelukkigsten echt leven; slechts weinige dagen mogt zij moedervreugde smaken; God nam haar van Echtgenoot en Kind weg, om haar de Hemelsche zaligheid te doen genieten.

Burgwerd, den 30 December 1831. G. C. DUVAL SLOTHOUWER,
Predikant.

Prijzen der Granen te Leeuwarden, Vrijdag den 30 December 1831:
De In- en Uitlandsche Rogge en Tarwe; Rogge ƒ 197 : 25 het Last. — Tarwe 10 : 58 de Mudde.
De Boter ƒ 31 : 50.

PRIJSCOURANT DER EFFECTEN.
AMSTERDAM, den 31 December 1831.

Nederlanden. Gebl
Werkel. schuld pct. 41 41½ 41¼
Uitgestelde dito 1516 1116 1
Kansbiljetten ƒ 16 16½ 16⅛
Stellen van uitgel. dito -
Amort. Sijndicaat pct. 66¾ 67¼ 66⅞

53¾ 54
Domein Losrenten
Handel-Maatsch. 76¾ 77¼ 77
Schatkistbiljetten 6 92¾ 93½ 93¾

100. . . 93½ 94

50. . . . 95½ 96
Oorlogs-Lasten 5 pct. 79½ 80 79⅝
Leening 1831 6 88¼ 89 88¾
Renversalen ƒ
Frankrijk.
Inschr. op ’t Grootb. 3 pct. 68¾ 69½ 68⅞
Certificaten van dito 3
Rusland.
Bij Hope & Comp. 5 92 92½ 92¼
Negotiatie 1828 5 92¼ 93 92¾
Inschr. op ’t Grootb. 6 57 57¼ 57⅛
Certificaten van dito 6
Cert. dito Hamb. Ad. 5
Dito te Londen gen. 5
Pruissen.
In Londen genegot. 5
Idem, 2de Ligting 5
Spanje.
Amsterd. Perpetuel 5 pct. 48 48¾ 48¾
Id. te Parijs en Lond. 5
Uitgestelde 5 7⅜
Renten Perpetuel 4 30¼ 30½ 30⅜
Polen.
Loten ƒ
Oostenrijk.
Weener-Bank 5 pct. 86¼ 86¼
Dito 4
Certificaten
Metalliek 5 83 83¼ 83¼
Dito te Lond. gen. 5
Dito
Bank-Actien 3
Aand. ƒ 100 bij Roth.
Dito - 250 dito 4 pct. 388 392 390
Napels.
Certific. bij L. & B. 5
Idem Administratie 5 72¾ 73¼ 73⅛
Dito te Lond. gen. 5
Denemarken.
Negot. in Londen 5
Engeland.
Geconsolideerde 5 84 84¼
Griekenland.
Te Londen 5