Pagina:Leydse Courant 1825 no 109.pdf/2

Deze pagina is proefgelezen

eskader dien zelfden dag of des anderendaags de Turkſche vloot heeft aangevallen en zich van een korvet, eene brik en veertien transportſchepen, met levensmiddelen bevracht, heeft meeſter gemaakt; dat een Turkſche korvet en eene brik op de kusten van Misſolunghi zijn geworpen, en dat het Grieksch eskader daarna het overſchot der Turkſche vloot heeft vervolgd. Die Kapitein verzekert ook nog dat Ibrahim Pacha bij Napoli di Romania geſlagen en aan den arm gekwetst geraakt is.
Van Hall, in Sakſen, ſchrijft men dat de ongelukkige verdeeldheden, welke ſedert eenigen tijd onder de Studenten in die ſtad geheerscht hebben, geheel zijn geweken, en dat het feest van ’s Konings geboorte-verjaring een genoegzaam bewijs heeft opgeleverd van de rust en goede orde, welke thans onder die jonge lieden heerscht. De Minister van eeredienst en publiek onderwijs heeft in eene proclamatie zijne tevredenheid aan de Studenten betuigd over den geest van welvoegelijkheid en zedelijkheid, welke gedurende de jongſte tijden zulke groote vorderingen heeft gemaakt en moedigd hen aan om hoe langer hoe meer naar de zedelijke volmaking te ſtreven. Men is overtuigd, dat de genomene maatregelen geen ander doel hebben dan het geluk der Studenten, en die overtuiging, gevoegd bij de vermaardheid der Hoogleeraren aan de Hoogeſchool van Hall, heeft niet weinig toegebragt tot de vermeerdering van het getal der Studenten, hetwelk ſedert 1823 van 1200 tot 900 was verminderd. Thans teld men er 989 te weten: 666 ſtudenten in de godgeleerdheid, waaronder 18 inboorlingen en 183 vreemdelingen; 197 in de regtsgeleerdheid, waaronder 33 vreemdelingen en 164 inboorlingen; 66 in de geneeskunde, waaronder 35 vreemdelingen; 44 in de wijsbegeerte, waaronder 30 inboorlingen en eindelijk 16 ſtudenten in de wiskunst, natuurlijke historie en ſtaatkundige oeconomie, waaronder ſlechts twee vreemdelingen. In alles 719 inboorlingen en 270 vreemdelingen.

GROOT-BRITTANNIE.

LONDEN den 7 September. Het Jagt de Royal Sovereign, hetwelk naar Antwerpen vertrokken is, moet aldaar Hunne Koninklijke Hoogheden de Hertog en Hertogin van Clarence gaan ontvangen, om die naar Engeland terug te brengen.
Zaturdag morgen omſtreeks half 9 ure werden de ingezetenen van Whitechapel verſchrikt door eene geweldige uitbarſting in de fabriek van den vuurwerkmaker Brook, die even te voren met zijne arbeiders de werkplaats verlaten had om te ontbijten, maar daarin twee kinderen had achtergelaten, welke hij ſinds twee maanden uit het armhuis had aangenomen om hen de kunst van het vuurwerkmaken te leeren, en die door hem gebruikt werden om voetzoekers en vuurpijlen te vullen. Beide die kinderen zijn op eenen verren afſtand gewprpen, en zoo als zij verhalen, zou bij de vulling van vuurpijlen door de wrijving eene vonk ontſtaan en in eenen bij hen ſtaanden bak met kruid gevallen zijn; dit zou dadelijk opgevlogen, en het vuur zich achtervolgelijk aan de vuurwerken in de werkplaats en vervolgens in de drie daaraan grenzende magazijnen medegedeeld hebben. De Heer Brook zegt, dat de zaak zich onmogelijk alzoo kan toegedragen hebben. Hoe dit zij, er hebben verſcheide opvolgelijke uitbarstingen plaats gehad, en men heeft in de lucht vuur en licht van alle kleuren gezien. De daken der fabriek en van een aangrenzend huis zijn tot eene verbazende hoogte opgenomen, en derzelver nedervallende puin heeft groote ſchade aangerigt. De venſters van ongeveer 60 huizen zijn van onder tot boven ingevlogen; eene vrouw is zoodanig door het ſpringen van het glas gewond, dat zij in wanhopige toeſtand naar het hospitaal gebragt is; vier menſchen in Bakers-row en vijf in Princes-ſtraat zijn min of meer zwaar gekwetst. De ſchok was voorts zoo geweldig, dat alle meubelen in de aangrenzende huizen van hunne plaatſen verzet, en de bewoners, die zaten, van hunne ſtoelen geworpen zijn.
Op nieuw herhaalt men, op geloof van brieven uit Jamaica, het gerucht van eene Franſche vloot, die naar Cuba gezeild was met transport-ſchepen en troepen, om dat eiland te bezetten, en te beletten, dat het in handen der Columbianen of Mexicanen zoude vallen. De Courier ſpreekt dit gerucht volſtrekt tegen, en zegt, dat de vloot die men gezien heeft, dezelfde is, welke den Franſchen onderhandelaar naar Haïti heeft vergezeld.
In het eiland St. Christophel, is eene petitie opgemaakt aan het Engelsch Parlement, in welke met zeer hevige uitdrukkingen geklaagd wordt over de wetten tegen den ſlavenhandel en over de uitvoerende regten van vier en een half perCent.
In Kanada gaat men, volgens de laatſte van daar ontvangene couranten, voort met de lading van het kolosſaal-ſchip de Baron Renfrew, aan boord te brengen; drie honderd menſchen worden daarmede bezig gehouden, en 10 paarden worden ſteeds op het dek gebruikt tot het ophalen der balken door middel van windasſen.
De jongſte berigten van Buenes-Ayres, loopen tot den 22ſten Junij en melden het inrukken eener Braziliſche magt op het grondgebied der Chiquiten. Men kan dus rekenen dat de vijandelijkheden werkelijk eenen aanvang hebben genomen. Onze Courier beſchouwt zulks als eene hoogst onvoorzigtige daad van de zijde van Don Pedro; het is waarſchijnlijk, zegt hij, eene verblinding van het Braziliſche Hof, om eene botſing met de Republieken van Zuid-Amerika te verwekken, op het eigen oogenblik waarop Engeland deszelfs invloed beſteed tot handhaving van rust en vrede in Brazilie.
Zaturdag heeft er eene reactie ter beurze in de cours der publieke effecten plaats gehad. Dezelve waren, gedurende de vijf voorgaande dagen, aanmerkelijk gedaald; maar, Zaturdag hebben eensklaps de Engelſche fondſen eene rijzing van één per Cent ondervonden, in welke vetbetering, na eenige dobbering, ook de vreemde fondſen gedeeld hebben. Eergister hebben zoowel de in- als buitenlandſche fondſen zich op de verhoogde courſen ſtaande gehouden. Deze verbetering wordt algemeen toegeſchreven aan meerdere ruimte van geld, welke de prolongatie en andere operatien gemakkelijk gemaakt heeft.
Gister waren de 3 per Cents geconſolideerden 87 en 7 achtſten; de Actien van de Bank 229 en 1 half. De wisſel op Amſterdam 12 en 3, en op zigt 12; op Rotterdam 12 en 4.

FRANKRYK.

PARYS den 8 September. Men ſpreekt van eenige veranderingen in de hooge diplomatiſche posten. De Heer de Caraman, zegt men, zoude van Weenen teruggeroepen worden en bok de Heer de la Ferronays te Petersburg een opvolger krijgen. De Heer du Moustier moet onverwijld naar Madrid vertrekken, om aldaar den post van Ambasſadeur te vervullen.
Reeds doorloopen verſcheide lieden onze voorname koopſteden, om de ſchadeloosſtelling, welke de kolonisten van St. Domingo nu te wachten hebben, op te koopen, of hen daarop voorſchotten aan te bieden mits hunne procuratien bekomende. Tegen deze lieden worden de kolonisten in een onzer dagbladen gewaarſchuwd, met de verzekering, dat het Gouvernement ten hunnen behoeve dezelfde voorzorgen als ten behoeve der gewezen emigranten nemen zal, ten einde zij zonder eenige kosten en buiten alle tusſchenkomst van derde de hun toekomende ſchhadevergoeding ſtipt ontvangen.
Volgens de jongſte brieven van Madrid, heeft Koning Ferdinand den 28 Augustus een dekreet uitgevaardigd, waarbij alle militaire opperhoofden, die in de jongſte gebeurtenisſen zoo ijverig medegewerkt hebben tot de handhaving der openbare rust, vorſtelijk beloond worden.
De 5 pCts. zijn heden a contant en tegen ultimo 99 fr. 30 c. en de 3 pCts. 71 fr. 15 c. a contant en 71 fr. 20 c. tegen ultimo. De Bank-Actien 2100. fr.

NEDERLANDEN.

BRUSSEL den 9 September. Eergister avond hebben de Koning en Koningin benevens de geheele koninklijke familie den ſchouwburg met Hoogstderzelver tegenwoordigheid vereerd. Mevrouw de Prinſes van Oranje, die na een afwezigheid van een jaar, hier in goeden welſtand terug gekeerd is, verſcheen met haren Doorluchtigen Gemaal en Mevrouw de Prinſes Frederik het eerst in de zaal, en werd met eem zeer levendig gejuich verwelkomd, hetgeen niet minder hartelijk herhaald werd toen een oogenblik daar na Hunne Majeſteiten en Prinſes Marianne in hunne loge verſchenen. Prins Frederik kwam iets later, en voegde zich bij zijne doorluchtige familie. De vertooning beſtond in het bekende treurſpel Hamlet, waarin de hoofdrol door den beroemden Talma, op zijne gewone meeſterlijke wijze vervuld werd.
Hunne Koninklijke Hoogheden de Prins en Prinſes Frederik der Nederlanden, zijn dezen ochtend ten 7 ure naar Aken vertrokken, om Z. M. den Koning van Pruisſen aldaar te ontvangen.

LEYDEN den 11 September. In een brief van Curaçao van den 4 Julij leest men onder anderen het volgende:
„Het kan niet dan belangrijk zijn u iets aangaande de vaste kust van Zuid-Amerika, en vooral omtrent de Republiek van Columbia, mede te deelen. Deze uitgeſtrekte ſtaat, alhoewel ſedert lang door de Spaanſche wapens ontruimd, maakt niet veel voortgang in hare vestiging, uit hoofde van de onverdraagzaamheid der inboorlingen jegens vreemdelingen, die zij met jaloerſche oogen en tegenzin in hun land zien, waardoor hunne eigene beſchaving, welke zeer achter uit is, langzaam voortgaat. — Het land zelf is rijk in vruchtbaarheid, en het beſtuur moedigt de emigratie van vreemdelingen naar hetzelve wel aan, doch de ijverzucht en het domme bijgeloof der mindere in gezag en der ingezetenen in het algemeen, dienen tot zoo vele hinderpalen tegen de neiging van vreemden om zich aldaar neder te zetten en het onbevolkte land voordeel aan te brengen. Hoe gering de bevolking is, zal men zich kunnen voorſtellen, als ik zeg, dat de oogst in de omſtreken van Caracas en Maracaïbo aanmerkelijk veel belooft, maar dat een gedeelte zal verloren gaan, uit gebrek aan handen om de inzameling te doen. — De handel uit Europa op de onderſcheidene havens van Columbia, was eenigen tijd geleden, zeer levendig; doch is nu wederom verminderd, hoewel het noodwendig andermaal moet toenemen als de onafhankelijkheid van dien Staat door Engeland en zoo als wij verwachten, door Nederland, ook erkend wordt, waarbij de cemmercie van Curaçao aanmerkelijk zoude winnen, vooral als de Handelmaatſchappij hare ſchepen hier als eene ſtapelplaats zal uitzenden. Omtrent de ontdekte goudmijn op Aruba is weinig te melden; gebrek aan deskundigen is de reden waarom er nog weinig werk is kunnen gemaakt worden. De komst van den Generaal Kraijenhoff zal daaromtrent ſpoedig meer licht verſpreiden. Hier is men nog niet zoo gelukkig geweest om goud aan te treffen, maar wel erts van zilver, koper en ijzer, om welke te bewerken vele moeite en kosten zullen moeten beſteed worden; zoo ver nogtans heeft het een zeker Heer, Frans Roijer genaamd, planter en eigenaar van eene groote plantagie, gebragt, om uit erts, doch met vele moeite, een ſtaafje zilver te halen.

MENGELINGEN.

IETS

OVER DEN

DERTIGJARIGEN OORLOG

1618—1648.

Er is geen heil in den oorlpg; vrede is altijd en boven alles wenschelijk. Deze bij de oudheid tot eene dichterlijke spreuk verhevene waarheid, is in zoo verre

(Het vervolg op de kant van deze bladz.)

zeker voor geene tegenspraak vatbaar, dat het niet ligt iemand in den zin zal komen, om oorlog te wenschen waar vrede heerscht, en wapenkreeten aan te heffen waar rust en eendracht woont; maar iets anders is het vrede boven oorlog te verkiezen, iets anders de belangrijkheid van de geschiedenis der oorlogen te erkennen. En al zegge men dan ook niet volmondig met den kundigen Heer C. F. Haug, Hoogleeraar in de Geschiedenis, Aardrijkskunde en de fraaije Letteren aan de Koninkl. Artillerie en Genieschool te Delft [1], dat de geschiedenis der oorlogen het belangrijkste, nuttigste en leerrijkste gedeelte der geschiedenis van het menschdom in het algemeen, en van alle volken der oude en nieuwere tijden in het bijzonder is, zoo moet men toch erkennen, dat de geschiedenis der oorlogen tevens de geschiedenis oplevert der grootste krachtontwikkeling van het menschelijk vernuft. En het doet er hier niets toe, dat het verhaal der oorlogen veelal een aantal gruwelen, verwoestingen, den dood van duizenden, het ongeluk van landen en volken schetst; die schets is treurig, niemand betwijfelt dit, maar dit beneemt niets aan hare belangrijkheid. Ongetwijfeld is het hoogst belangrijk voor de menschen om bekend te worden met alles wat deugd, braafheid, verlichting, kunsten en wetenschappen over de aarde verspreid hebben. Maar het zijn juist de oorlogen die mede in de hand eener altijd wijze, en ook dan wanneer zij kastijdingen over het menschdom uitdeelt, goede Voorzienigheid, de middelen geweest zijn, en nog zijn, om beschaving en ware verlichting over de geheele wereld te verspreiden, en dit is eene waarheid die niet in bespiegeling bestaat, niet gehoopt of enkel vroom gewenscht behoeft te worden, neen de geheele afloop der vroegere eeuwen, zoo wel als de gebeurtenissen die wij beleefden en die heden nog rondsomme ons plaats hebben, zijn zoo vele bewijzen voor de waarheid dezer stelling, dat de geschiedenis der oorlogen vast onder de belangrijkste, nuttigste en leerrijkste gedeelten der geschiedenis behoort gerangschikt te worden. De oorlog is, op zich zelve beschouwd, altijd iets kwaads, maar hoe men daarbij kan zeggen dat een kwaad niet belangrijk mag genoemd worden, dit valt moeijelijk te begrijpen. Juist het tegendeel is waar, juist omdat het een kwaad is, is de kennis van hetzelve hoogst belangwekkend. Ziekten zijn ook een kwaad, maar wie zoude willen zeggen, dat de ziektekennis niet in de hoogste mate belangwekkend is?
De geschiedenis der oorlogen is ook ten hoogste leerzaam, omdat er oneindig veel karakter- en menschenkunde uit dezelve is op te zamelen, omdat in gene andere voorvallen des levens meer dadelijke werkkracht en moed ontwikkeld werden. Het is niet om dat men den naam van held en den roem van grootheid, dikwijls onverdiend genoeg aan dengenen geeft, door wien de

(Het vervolg op de volgende bladz.
  1. Zie het werk van dien Heer, de Dertigjarige Oorlog. Eene Bijdrage tot de krijgskundige Geschiedenis, waarvan het Eerste Deel te Delft bij P. de Groot, zonder jaartal uitgekomen is.