Pagina:Limburger Koerier vol 047 no 214.pdf/2

Deze pagina is proefgelezen

Dickens Werken.

– Dezer dagen behandelde de Londensche County Council een voorstel om voor Dickens een standbeeld op te richten. Dit voorstel werd echter verworpen, in verband met den duidelijk uitgesproken wensch van den grooten romanschrijver, dat er geen standbeeld voor hem zou opgericht worden. Geen grooter eer kon zijn nagedachtenis bewezen worden, dan dat zijne werken bij voortduring gelezen werden.

Een treffend bewijs, dat dit steeds, ja bij toeneming het geval is, niet het minst ook bij het aankomend geslacht, werd dezer dagen gegeven. Een op het oog ongeveer 10jarig knaapje kwam j. 1. Zaterdagavond kort vóór den dienst de Westminster-abdij in, ging recht naar de plaats, waar Dickens in den Poets Corner begraven ligt, en bleef daar een poos blootshoofds en eerbiedig staan. Daarop haalde hij, steeds omziende of hij ook iets deed, dat verboden was, een bundeltje viooltjes, waaraan een enveloppe gebonden was, voor den dag en plaatste dit op de zerk. Hij bleef eenige minuten nabij de plaats, en ziende, dat zijn offer niet verwijderd werd, ging hij gelukkig en voldaan zijn plaats innemen, om den dienst bij te wonen. Een getuige van dit voorval ging zien wat op de enveloppe stond en vond daar, met een kinderhand geschreven, de volgende aanhaling uit „Een Kerstsprookje“:

„Want het is goed somtijds een kind te wezen, en nooit beter dan op Kerstmis, toen de machtige stichter van het feest zelf een kind was“

– – –

Een interessante jacht.

Uit Oostenrijk. In ’t Csongradir-district bij Szegedin, werden bij de herfstjacht, van 30 Nov. tot 3 Dec., waaraan o. a. ook de aartshertog Franz Ferdinand en een aantal andere hooggeplaatste personen deelnamen, in het geheel 7320 dieren geschoten en wel 2 reebokken, 7101 hazen, 153 fazanten, 56 patrijzen, 2 vossen en nog 6 andere dieren. De aartshertog Frans Ferdinand alleen schoot in 3 dagen 1 reebok, 1683 hazen, 61 fazanten, 20 patrijzen en 1 vos, te zamen 1766 stuks. De aartshertog noemde den grooten wildvoorraad „eenig op de wereld“. Even eenig is misschien ook de koelbloedigheid van den aartshertog. Op den 3den December, kort voor de sluiting van de jacht, schoot hij, in nog geen anderhalf uur 480 stuks wild. Het jachtpersoneel was een en al bewondering over de kort op elkaar volgende schoten, die bijna zonder uitzondering raak waren. De jagermeester Zsirk vertelt, dat de aartshertog bij elke schrede rechts, links of voor zich uit, elk wild dat onder schot kwam, velde, onverschillig of het reeën, fazanten, hazen, patrijzen of vossen waren. Zelden werd een dier slechts aangeschoten. Meest altijd bleef het als vastgenageld op de plek liggen. Drie bedienden laadden zijn geweren met rookeloos kruit, anders zou het ook onmogelijk zijn geweest, in het laatste uur vijf stuks wild per minuut te schieten. De opperjagermeester verklaarde, dat zoo iets nog nooit was voorgekomen, nooit had hij zoo zien schieten, noch zelfs gehoord, dat een jager iets dergelijks had ten uitvoer gebracht.

– – – –

Uit Italië. – Koning Humbert van Italië ontmoette onlangs, op jacht, in den omtrek van Castel Porgiana, eenige arbeiders, leden van de Vereeniging tot ontginning der Romeinsche Campagna. De Koning raakte met hen in gesprek over hun toestand, en toen hij vernam, dat zij, om de werken te kunnen voortzetten, toch, in afwachting van den oogst, eene leening van 30 à 40,000 lire zouden moeten sluiten, beloofde hij, hun dat geld te zullen leenen. Spoedig daarop zond de Koning hun een wissel van 50,000 lire met de aansporing, om dat geld, als zij het konden teruggeven, te bestemmen voor een op te richten pensioenfonds voor gebrekkige en oude arbeiders.

Uit Italië – Dat het zonnige zuiden toch ook zijn nevelachtige dagen heeft blijkt uit een bericht uit Milaan. Daar moeten eergister tengevolge van dichten mist zeven personen te water geraakt en verdronken zijn.

– – –

Uit Griekenland. – In Griekenland staat het ambt van scherprechter zeer in verachting. Deze wreker der gerechtigheid is geen oogenblik zijn leven zeker. Sedert jaren wordt de post vervuld door een misdadiger, die onder voorwaarde, dat hij het ambt zou waarnemen, begenadigd werd. De scherprechter en zijn knecht wonen op een rotseiland in de haven van Nauplia en telkens als er een terechtstelling moet plaats hebben, worden zij door een oorlogsschip van het eiland afgehaald en naar de plaats gebracht, waar de terechtstelling moet geschieden.

Griekenland heeft een bevolking van slechts 2 millioen en niettemin zijn er in verschillende gevangenissen van het koninkrijk op het oogenblik 100 personen, die ter dood veroordeeld zijn en op hunne terechtstelling wachten. Onlangs werden in vijf dagen er negen personen geguillotineerd, t.w. twee te Athene, vier te Egina en drie te Nauplia. Te Missolonghi werd een soldaat gefusilleerd.

– – – –

Uit Amerika. – De tentoonstelling te Chicago zal ’s Zondags den geheelen dag en op werkdagen ’s avonds na 7 uur gesloten worden. Er is tegen de sluiting op Zondag echter reeds zeer veel verzet gekomen. Wat de sluiting op werkdagen om 7 uur ’s avonds betreft, zoo is het waarschijnlijk, dat deze bepaling in dier voege wordt gewijzigd, dat althans 3 dagen der week het sluitingsuur op 11 uur bepaald wordt

Merkwaardig is het overigens, dat vóór de sluiting op Zondag zich ⅔ van alle geestelijken in Chicago verklaarden en . . . . . 7000 caféhouders en tappers.

Er zullen op de tentoonstelling 20 restaurants aanwezig zijn met 45,000 zitplaatsen.

Het eerste voorwerp voor de tentoonstelling is reeds aangekomen: het is een reusachtige boom van roodhout met een middellijn van 23 voet.

Arme muzikant.

– In den „Byron“-schouwburg te Milwaukee, wordt een nieuw stuk opgevoerd, waarin een jonge, knappe actrice een liedje zingt met het refrein:

„’k Heb u, Paul, mijn hart gegeven,
„Zonder u wil ik niet leven.“

Om den indruk van het liedje nog te verhoogen, wierp de jonge dame lonkjes en knipoogjes toe aan den man, die in het orkest de bas bespeelde.

Onze maat dacht, dat hij een verovering had gemaakt, verklaarde de zangeres zijn liefde en moest hooren, dat hij wel kon ophoepelen; hij had, volgens de juffer, enkel maar als figurant mede te werken.

De beleedigde bassist maakte zich woedend, de directeur van den schouwburg kwam er bij te pas en gaf hem zijn ontslag, maar nu sprongen al de kameraads van het orkest voor hem in de bres en verklaarden, dat zij gezamenlijk het werk zouden staken, als de bas-bespeler op zoo onbillijke wijze werd behandeld.

Men kwam tot een vergelijk en de directeur bezorgde onzen vriend eene betrekking aan een anderen schouwburg. Thans is daardoor aan den „Byron“-schouwburg een plaats opengekomen voor iemand die de bas bespeelt en als hem, met knipoogjes en lonkjes, toegezongen wordt:

„’k Heb u, Paul, mijn hart gegeven,
„Zonder u wil ik niet leven,“

zoo koud moet blijven als een stuk ijs en niet met lonkjes en knip-oogjes mag antwoorden.

– Te New-York is weer een persoon door middel van electriciteit terecht gesteld. De dood volgde na 12 seconden.

In de Amerikaansche stad Halespoint was een jonge man, Abner Lasten geheeten, smoorlijk verliefd op de schoone juffer Helena Anderson en zijn genegenheid werd door haar beantwoord.

Helena’s papa wilde echter niets van een huwelijk tusschen de beide weten, want Lasten was arm en reeds had een zeer rijk jongmensch aanzoek om de hand der dochter gedaan.

Het zag er dus treurig voor het minnende paar uit, toen het oogenblik kwam, dat een president der Vereenigde Staten moest worden gekozen. Papa Anderson was een vurig aanhanger van Harrison en overtuigd, dat deze president zou worden. Daarom stelde hij de beide minnaars van Helena het volgende voor: Als de heer Cleveland president werd, zou Lasten met het meisje strijken, werd daarentegen Harrison gekozen dan zou de rijke aanbidder met Helena trouwen.

Men kan derhalve begrijpen hoe de twee jongelui, die zooveel van elkander hielden, jubelden, toen Cleveland werd gekozen. Vader Anderson hield woord en Lasten en Helena werden een paar. De heer Cleveland heeft dus niet enkel heel wat weddenschappen doen winnen en verliezen, maar, zonder het te weten, ook een gelukkig huwelijk tot stand gebracht.

Een tweede Kaïn,

In de woning der weduwe Murphy, te Cleveland, werd onlangs het huwelijk der dochter gevierd. Frank Murphy een jonger broeder der bruid, een man die bijna voortdurend dronken en twistziek is, sloot zich, tengevolge van een twist die hij zelf had aangehaald, in zijn kamer op. Zijn ouder broeder Willem, die eene verzoening tot stand wilde brengen, klauterde, toen Frank de deur niet wilde openen, door het raam de kamer binnen.

Enkele minuten later kwam Frank, geheel met bloed overdekt, te voorschijn, legde een scheermes op tafel en begaf zich naar het politie-bureau, waar hij verklaarde dat hij zijn broeder, uit noodweer, om het leven had gebracht. Men vond Willem Murphy dood op den vloer der kamer; het hoofd was bijna geheel van den romp gescheiden, De ongelukkige laat eene weduwe met twee kinderen na.

– – –

Schoonmoeders in China.

Uit China. – Een schoonmoeder is in Engeland en Frankrijk en vooral in Duitschland een onuitputtelijk onderwerp van vaak niet zeer geestige kortswijl doch in China is zij een persoon van gewicht. Geducht, zijn de straffen, welke degenen, die haar gezag weerstreven, worden opgelegd.

Onlangs was er in zekere Chineesche stad eene jonge gehuwde vrouw, die zich niet door hare schoonmoeder wilde laten kastijden, maar integendeel die dame op den grond smeet. De stoute schoondochter werd voor dit misdrijf tusschen een wacht soldaten door de stad rondgevoerd en genoodzaakt bij tusschenpoozen luid te roepen: „Ik ben de vrouw, die hare schoomoeder poogde te dooden. Volg mijn voorbeeld niet, of gij zult gestraft worden zooals ik!“

Daar de schoonmoeder kort daarna kwam te sterven, zal de schoondochter nu ook nog geworgd worden.



Allerlei.



MOEDER en ZOON.
– – –

In het jaar 1832 werd Segeb Mohelem, na den dood van zijn vader, Khan van den Karakalpakenstam in het groote Tartarije. Dit dappere en nijvere volk woont, afwijkend van andere Tartarenstammen, niet geheel en al meer volgens de Nomadische gewoonten, maar heeft zich gevestigd in steden en dorpen. Als aanhangers der Mahomedaansche leer volgden zij de geboden van den Koran, ofschoon een weinig afwijkend van de wijze, waarop andere Muzelmannen dezen Godsdienst belijden, en hadden eene geregelde burgerlijke op strenge wetten berustende Staatsinrichting gemaakt.

De jeugdige Khan trad op zekeren dag, dorstig zijnde, in de hut van een zijner armste onderdanen en verlangde een beker water tot verfrissching. Deze koele lafenis werd hem aangeboden door Naharin, de dochter van den armen Tartaar. Toen Segeb Mohelem dit schoone meisje zag, moest hij bekennen, dat zij de schoonste onder de schoonen was. Hij verliefde zich dadelijk hartstochtelijk in haar, vroeg en bekwam haar tot vrouw, en maakte haar tot zijne favoritsultane, tot groot verdriet zijner moeder, en der drie of vier andere vrouwen, die hij volgens Muzelmansch gebruik, reeds in zijnen harem had, en die, omdat allen van voorname afkomst waren, van den beginne af aan de schoone begunstigde Naharin bitter haatten.

In de stad Isim, zijne residentie, schonk de Khan zijne aangebedene eene prachtig, rijk ingericht paleis met grooten tuin en gaf haar slaven en slavinnen ter bediening. Ook haar vader en hare broeders kwamen naar Isim aan ’t hof van Segeb Mohelem en werden met geld, goederen en waardigheden overladen. Daar zij, zooals de meeste plotseling omhoog gekomenen, dit onverwacht geluk, den plotselingen overgang van de diepste ellende in den grootsten luister niet met behoorlijke bescheidenheid wisten te dragen maar zich aanmatigend, hoogmoedig en verkwistend gedroegen, maakten zij zich zeer spoedig gehaat, bijzonder bij de zoogenaamde „Koslins“ de voornamen onder de Karakalpaken.

Het liefdegeluk van Naharin en Segeb Mohelem had ongeveer een jaar geduurd, toen de Khan eene reis moest ondernemen, welke hem gedurende eene week afwezig hield. Toen hij terugkwam ontving hij het bericht, dat in den afgeloopen nacht het paleis der Sultane was afgebrand, en zij zelve in de vlammen was omgekomen.

Segeb Mohelem stiet een smartkreet uit, – hij toch had verloren hetgeen hem op aarde het dierbaarste was, en hij reed ijlings naar de plaats des onheils. Het dienstpersoneel van de Sultane, de slaven en slavinnen, die zich hadden kunnen redden, wisten niets naders over het lot harer meesteres mede te deelen. De Khang gaf daarop bevel de puinhoopen van het verbrande huis zorgvuldig te onderzoeken en weg te ruimen. Daar vond men na eenigen tijd het halfverkoolde lijk van de geliefde vrouw – en wel zonder hoofd! Het schoone hoofd met de ravenzwarte lokken werd iets later opgedolven; het lag op eene andere plek. Oogenschijnlijk was het met de scherpe yatagan van den romp gescheiden geworden. Hier was dus geen toevallig ongeluk geschied, maar eene vreeselijke misdaad gepleegd. Naharin was schandelijk vermoord geworden, en om den moord geheim te houden, had men het paleis in brand gestoken, zoodat het den schijn had, als ware zij een offer der vlammen geworden.

De Khan knielde neder, kuste het bleeke hoofd der ongelukkige Naharin en zwoer een plechtigen eed, dat hij de moordenares wilde opsporen, streng straffen en geen rust zoude nemen, voordat der gerechtigheid voldaan en haar dood gewroken was.

Lang duurde het niet, of men nam drie jongelieden gevangen, broeders, uit eene aanzienlijke familie die tot de „Koslius“ behoorden. Zij werden voor een rechtshof gebracht, dat uit zeven-en-twintig oude ondervindingrijke mannen bestond, doch zij loochenden hardnekkig elke schuld. De hoofdgetuige was een klein tienjarig meisje, heetende Nadira Kobezus, die toevallig zoude gehoord hebben, hoe op een avond in den tuin der aangeklaagden eene voorname gesluierde vrouw onder aanbieding van eene rijke belooning de drie broeders zou aangezet en aangemoedigd hebben, de Sultane Naharin te vermoorden. Daarover deed het kleine meisje de stelligste verklaringen.

Daarop vroeg de Khan het kind: „Zoudt gij de vrouw herkennen, wanneer gij haar weder zaagt?“

„Ik zou haar niet herkennen, wanneer ik ze zag, want zij was diep versluierd en het was tevens zeer donker,“ antwoordde Nadira. „Maar wanneer ik hare stem nog eens hoorde, dan zou ik haar dadelijk herkennen.“

De Khan dacht een oogenblik na. Daarna onderhield hij zich fluisterend met den voorzitter van het gerechtshof en een nieuwe zitting werd voor den volgenden dag vastgesteld.

In deze zitting zouden alle vrouwen van het hof – en wel allen zonder uitzondering – Segeb Mohelems overige vrouwen, zijne zusters, zijne moeder, de Sultane-weduwe, en alle vrouwen der hoogere ambtenaren en officieren – te zamen over de tweehonderd – voor het gerecht verschijnen. Zonder aanzien van de rangorde zou ieder afzonderlijk diepgesluierd langzaam door de zaal gaan en ondertusschen luide een vers uit den Koran opzeggen. Het kleine meisje echter zou oplettend naar de verschillende stemmen luisteren en op die wijze beproeven, de vrouw, die de personen tot dezen moord omgekocht had, uit te vinden.

Alle aldus opgeroepen vrouwen kleedden zich voor deze gelegenheid in het sneeuwwit en hulden hunne aangezichten in dichte witte sluiers.

Op den bepaalden dag waren reeds acht en zeventig vrouwen, de eene na de andere door de gerechtszaal geschreden en ieder had duidelijk en verstaanbaar een vers uit den Koran opgezegd. Maar nog steeds had de oplettend luisterende kleine Nadira het hoofdje ontkennend geschud. Daarna trad de negen-en-zeventigste, eene majestieuse verschijning naar voren. Met luide maar toch een weinig trillende stem sprak zij het volgende vers: „De Engel Gods waakt over den rechtvaardige en vervolgde; hij gedoogt niet, dat hij den slaap der onschuld store!“

Toen sprong het kleine meisje op en met den vinger op de gesluierde wijzende riep het: „Dat is de vrouw, welke op dien avond gesproken heeft. Ik herken hare stem!“ De aldus aangewezene moest haar gelaat onthullen, en de rechters en het verzamelde volk lieten een kreet vol ontzetting hooren, want men herkende in haar, Amunda, de moeder van Segeb Mohelem.

De vlammende verpletterende blik haars zoons trof haar, zij kon dezen blik niet verdragen. Zij viel voor hem neder, omklemde zijne knieën en riep: „Ja, ik ben die vervloekte! Ja, ik heb die drie jongelingen voor den moord op Naharin omgekocht.“

„Sta op, Moeder!“ zeide de Khan met doffe stem. „Gij zult uw vonnis dadelijk vernemen.“

De drie aangeklaagden begrepen, dat onder zulke omstandigheden loochenen niets zou helpen, en zij legden een volledige bekentenis af.

De rechters trokken zich terug. Na geruimen tijd verschenen zij weder in de zaal en velden het volgende vonnis:

„Wie doodt, zal gedood worden, en wie tot zulk eene misdaad aanspoort moet streng gestraft worden. De drie moordenaars zullen aan den schandpaal sterven. De weduwe van den Sultan Anunda zal eene hand afgekapt worden. Dit vonnis moet na verloop van een uur op den heuvel inde vlakte van Nopal voltrokken worden!“

De drie broeders hoorden hunne veroordeeling zonder iets te zeggen. Anunda echter riep:

„Vergeef mij mijne schuld, mijn zoon. Uit liefde tot u, uit zorg voor uw welzijn heb ik aldus gehandeld! Wij allen geloofden, dat deze Naharin eene toovenares was en uw hart door geheime middelen in ketens geslagen had.“

De Khan antwoordde hier niet op, en een half uur daarna ging de stoet met de veroordeelden in het midden op weg naar de aangewezen plaats.

Daar aangekomen, werden de moordenaars aan palen gebonden en stierven onder de vreeselijkste pijnen.

Daarna sleepte men een blok bij en plaatste er een bijl op. De beul keek besluiteloos nu eens den Khan, dan weer zijne half bewustelooze weenende moeder aan.

Toen steeg Segeb Mohelem van zijn paard en trad naderbij.

„Gij zijt het moeder, wien ik mijn leven verschuldigd ben“, zeide hij met diepen ernst „gij hebt mij ’t dierbaarste ontroofd, wat het leven mij gaf! Maar gij zijt mijne moeder en als uw zoon ben ik u liefde en achting schuldig! Uwe straf zal ik op mij nemen, ik zelf zal de schuld boeten, voor welke gij voor God en de gerechtigheid verantwoordelijk geworden zijt!“

Hij legde nu zijn linkerhand op het blok, nam met de rechterhand de bijl en kapte de linker af.

De bloedende hand rolde voor de voeten van Anunda, die bewusteloos ineenzonk.

De Khan liet zich nu door zijn arts verbinden. Toen vroeg hij met luidklinkende stem aan het volk: „Heb ik goed gehandeld? Dat heb ik voor mijne moeder gedaan! Heeft iemand iets daar tegen in te brengen?“

Niemand weersprak – integendeel: Het volk bewonderde luid jubelend de heldendaad van den Khan.

Segeb Mohelem bracht de rest van zijn leven in diepe zwaarmoedigheid door, steeds treurende over het verlies der geliefde, maar verwaarloosde geen oogenblik zijne pUchten als heerscher. Hij stierf in 1844.


Van de Karakalpaken hoort men anders slechts zelden iets. In zeer gelukkige afzondering leven zij in de steppen van Isim en tusschen de bergen van Belurh in het binnenste van Midden-Azië. Maar het voorval, door ons zooeven geschilderd, verwekte zooveel bewondering, dat het in wijdere kringen ruchtbaar werd, eerst in Siberië, toen in Rusland. Op het einde der jaren dertig deelden de Russische bladen ’t uitvoerig mede

– – –

Een lezeres die geen woordje overslaat en ieder woordje weegt.

Een dame geheel in ’t zwart gekleed verzoekt den Redacteur van de A. Courant te spreken. Zij wordt aangediend. Nauwelijks is de deur der redactiekamer achter haar rug dicht of zij barst los:

– Donder en bliksem wat durft jullie krantenrekels al niet in je vodden te plakken?! Denk je dat jullie pennelikkers zoo maar ongestraft een arme weduwe voor de heele stad te schand kunt maken. Maar ik laat het er niet bij. Ik laat je door de politie in je eigen huis ophalen en je zult de doos in zoo goed ben je niet of mijn naam is geen mevrouw Lappert meer!

Bij het heengaan greep ze den inktpot en kletste die over de schrijftafel van den ontstelden redacteur.

Aanleiding tot deze vreeselijke ontboezeming gaf een bericht van het overlijden van den heer Lappert inde A. Courant, dat aldus besloot:

„Johan Lappert rust nu in vrede.“



Landbouw.

Gebruik van Eierschalen.

Al te dikwijls ziet men, zelfs ten plattelande, dat de schalen van eieren hier en daar achteloos weggewerpen worden. Het is en blijft jammer, dat men hierop niet meer acht slaat. Eierschalen toch bestaan uit koolzure kalk, welke stof uitstekend voor de hoenders geschikt is om de schaalvorming van het ei te bevorderen, De eierschalen moeten echter goed fijn gemaakt worden. Men zegt wel eens, dat de kiekens hun eigen eieren zullen stuk pikken en als voedsel gebruiken, wanneer zij gevoed worden met fijngemaakte eierechalen. Het is echter gebleken, dat het volstrekt niet het geval is als de schalen zeer fijn gestampt zijn.

Maar niet alleen zijn eierschalen een gewenscht voedsel voor de kiekens, ook is het goed de varkens en kalveren fijngestampte schalen onder hen voedsel te mengen. Het bevordert den groei dezer dieren en is een uitstekend middel om bij hen de beenvorming te bevorderen

De landbouwer moest het groote nut, dat het gebruik van eierschalen teweegbrengt, leeren inzien, en niet de op zijne eigene hoeve verbruikte eieren tot dat doel verzamelen en bezigen, maar zich ook de eierschalen, uit de steden, bijvoorbeeld die in groote hoeveelheid bij koek- en banketbakkers te verkrijgen zijn trachten te verschaffen.



Snippers.


Marietje: „Mama wat is tante toch dun.“
Moeder: „Dat noemt men niet dun, maar slank.“
Marietje (na een poos): „Mama wat is de koffie vandaag slank.“

– – –

Van zijn eigen standpunt beschouwd.
„Dit is mijlen ver in den omtrek het mooiste gezicht, mijnheer,“ zei een berggids. „Als gij hier staat, ziet gij niet minder dan twee-en-dertig herbergen.“

– – –

Een jong leeuwtje is opgegroeid tot een grooten leeuw, maar hij haalde nog altijd voorzichtig een stukje suiker uit den mond van den leeuwentemmer.

– Dat kan ik ook! riep een toeschouwer.

– – –

Een wijs besluit.
Mijnheer: Die couranten staan weer vol ongelukken over de spoorwegen. Ik zal in ’t vervolg maar met mijn velocipède naar de stad gaan.
Mevrouw: Maar je leest ook ieder oogenblik van ongelukken met velocipèdes.
Mijnheer: Ja maar dan zijn het ten minste niet zulke vreeselijke ongelukken. Dan heb je gewoonïijk maar een enkel slachtoffer.

– – –

Verzachtende omstandigheden. – Een gemeen sujet in Engeland zette de kroon op al zijne gruwelen en vermoordde zijn vader en moeder in één nacht. Hij werd gevat en stond terecht. De verdediger pleitte verzachtende omstandigheden.
– Ik ben benieuwd die te hooren, viel hem de rechter in de rede.
Dezen beklagenswaardigen man, mijneheeren, zult gij uw medelijden niet onthouden. Uw menschelijk gevoel gebiedt u dit. Het is bovendien een eisch der beschaving. De samenleving eener natie van millioenen zielen heeft er recht op de zwakken te zien verdedigen, hen, dio verlaten zijn, te zien beschermen. Zult gij edelachtbaren, die hier zit om het recht hoog te houden, ons dit weigeren? Zult gij wreed den man in het verderf storten, wien alle meuschenharten hun medelijden niet zullen onthouden. Hij is een wees, mijneheeren. Hij staat geheel alleen op de wereld . .

– – –

Sport. – „Wat is sport?“ vroeg men aan een jongmensch, dat aan den sporthemel geruimen tijd als een ster van de eerste grootte had geschitterd. – „Sport,“ antwoordde hij, „is iets, waardoor ik eenige sporten minder hoog op de maatschappelijke ladder geklommen ben dan ik voor de maatschappij en mijn geweten verantwoorden kan.“

– – –

Een nieuw woord. – Professor: Maar Meier, je kunt in ’t geheel geen opstel maken; je schrijft je moedertaal alsof ’t je schoonmoederstaal is.



Populair Wetenschappelijke Mededeelingen.

De Sneeuw.

Een vast lichaam zijnde neemt de sneeuw bij haar vallen al de bestanddeelen mede, die uit stoomtuigen en schouwen van fabrieken, brouwerijen, stokerijen enz. in de lucht opstijgen,

Wanneer men de sneeuw doet smelten, geeft zij geenen reuk tot 10 graden; maar op 100 graden geeft het kokende water dat ervan komt, eenen reuk van ververbrand leder en eene vuil bruine kleur, met zwart bezinksel.

De sneeuw is dus de zuiveraarster der lucht, de slechtste dampen en microben medevoerende.

Bovenstaande bewijst insgelijks, dat de sneeuw zeer vruchtbaar is voor de landen. De sneeuw doodt ook de honigdauw of korenbrand, die soms den oogst veel schade doet.

Men wachte zich dus sneeuwwater te gebruiken voor de keuken of voor te drinken.


Boekbeoordeeling.


Bij de uitgevers Van Mastrigt en Verhoeven te Arnhem is reeds een bundel feestliederen uitgekomen ter gelegenheid van het a.s. gouden bisschopsfeest van den H. Vader. Het zijn zes liederen op bekende melodieën door J. A. Mesker, den bekenden onderwijzer, die zich door menigen letterkundigen arbeid, vooral op het gebied der school, een welverdienden naam heeft verworven. Ook door de samenstelling dezer feestzangen heeft hij vooral de katholieke scholen weer ten hoogste aan zich verplicht. Daar toch zijn liederen op bekende zangwijzen kunnen gezongen worden en dus de melodie geen afzonderlijke oefening vereischt, leenen zij zich bij uitstek voor de scholen. De woorden zijn daarbij eenvoudig en bevattelijk, ofschoon den hoogen feestdag waardig en de melodieën allergelukkigst gekozen in overeenstemming met den tekst.

Ook voor congregatiën, broederschappen, vereenigingen enz. die zich voorstellen, het gouden bisschopsfeest van den algemeenen Vader der Christenheid met geestdrift mee te vieren, beveelt dit liederbundeltje zich als bijzonder doelmatig aan.

Wij raden dan ook besturen van dergelijke vereenigingen zoowel als heeren onderwijzers in gemoede aan, met dit eenvoudige, maar keurige bundeltje kennis te maken. Wij twijfelen er niet aan, dat zij er zich tegen het aanstaande feest met vrucht van zullen bedienen. Daar de prijs slechts 5 cts. bedraagt, levert de aanschaffing, ook bij groote getallen, zeker niet het minste bezwaar.

Bij dezelfde uitgevers is ook verkrijgbaar gesteld een Leo-Lied door J.G. Verhoeven op de wijze van het bekende „Vader Pius“. Dit lied sluit zich als van zelve bij het zestal des heeren Mesker aan. Het is voor den prijs van slechts 2 cts. te bekomen.



Ingezonden Mededeelingen.


Wij hebben de eer het „Prima Amerikaansch Vleesch voedermeel“ merk: Bertels & Comp. in met loodjes gesloten zakken van 50 Kg. bruto, onder uwe aandacht te brengen. Zij garandeeren 82–90 procent eiwit en vet hetgeen, zooals bekend is, hoofdzakelijk dient:

                   bij Varkens voor flinke sterke ontwikkeling
  Kippen ontwikkeling van eieren
  Honden flink glanzend haar.

„Vleeschvoedermeel“ is het krachtigste en gezondste voedsel voor Varkens, Kippen, Eenden, Ganzen en Honden en daarbij het goedskoopste krachtvoeder; immers 100 K. g. Vleeschmeel hebben dezelfde waarde aan Eiwit en Vet als 800 Kg. Rijstemeel, Maismeel of Roggemeel, terwijl de prijs van: 100 Kg. Vleeschvoedermeel slechts is f 15, en van 800 Kg. Rijstemeel, Mais- of Roggemeel pl. m. is f 60.

Om te mesten hebben Aardappelen, Suikerbieten, Koolrapen, Pulpe, Rijstemeel, Maismeel, Roggemeel, Boekweitmeel, Gerst enz., zetmeel genoeg, en ontbreken aan deze voedingsmiddelen alleen die bestanddeelen, die voor de vorming van vleesch, spek of eieren dienen nl. eiwet en vet, hetgeen ruimschoots in den gemakkelijkst verteerbaren vorm en tevens het goedkoopst aanwezig is. (82–90 Kilo in 100 Kilo) in Vleeschvoerdermeel Merk: Bertels & Comp.

Bij bovengenoemde Knolgewassen of meelsoorten geeft men aan een volwassen varken slechts een ½ Kilo, aan biggen of jonge drijvers ⅓ per dag.

Het Vleeschvoedermeel is te voederen zoowel aan drachtige varkens als aan loop- en mestvarkens; reeds na eenige dagen zien zij er veel glanziger uit en werkt behalve op den snelleren groei zeer gunstig op het beenderenstelsel en tegen varkensziekten, en verklaren dus gaarne uit volle overtuiging, dat ’t Vleeschvoedermeel, Merk Bertels & Comp, Amsterdam, niet genoeg kan geprezen worden.

Het oordeel en gebruikaanwijzing van deskundigen op het gebied van winstgevend, economisch Varkenmesten gratis verkrijgbaar.