Pagina:Longinus - Over de verhevenheid.pdf/13

Deze pagina is proefgelezen

Longinus te oordeelen hetzelfde was als naar waarheid te oordeelen; en, gelijk de naam van Homerus een’ bij uitnemendheid groot’ dichter te kennen geeft, zoo ook werd die van longinus tot aanduiding van een’ schrander oordeelkundige gebezigd. Twee werken schijnen voornamelijk aan onzen longinus dit gezag bezorgd te hebben. Het eerste is dat over de Verhevenheid, ’t welk in aller handen is. Het andere, ’t welk, als van grootere uitgebreidheid zijnde, het meest tot vestiging van zijnen roem schijnt te hebben toegebragt, heeft de vernieling der tijden niet mogen ontkomen. Hetzelve had tot opfchrift οἱ Φιλόλογοι[1], d. i. de letterkundigen, of beminnaars van algemeene geleerdheid, en behelsde eene vrijmoedige beoordeelíng zoo van de dicht- als prosawerken der oude schrijveren, en niet alleen van deze, maar ook van de voornaamste schrijveren van zijnen leeftijd; eene beoordeeling, in welke zoo wel hunne gebreken als hunne schoonheden werden aangewezen.

Nadat longinus op de voorgemelde wijze verscheidene jaren te Athene had doorgebragt, deed hij (om welke oorzaak, is onzeker) eene reis naar het Oosten. Bij deze gelegenheid werd hij waarschijnlijk bekend bij de toenmalige beheerscheresse

  1. Variae eruditionis studiosi, volgens de vertaling van Ruhnkenius.