Pagina:M.A. Hulshof, Oproeping van het bataafsche volk (1806).pdf/6

Deze pagina is proefgelezen

Dan waar toe ons opgehouden bij bijzonderheden, welken sommigen misschien kunnen oordeelen niet zoo geheel zeker uit de verheffing van prins LOUIS tot heerscher over de Bataven voort te moeten vloeijen. Zeker is het, dat wanneer de hoofdgebeurtenis plaats grijpt, alle hoop voor ons verloren is, om immer anders dan door de geweldigste middelen onze Vrijheid en eene echt Republiekeinsche form van Bestuur weder te krijgen; en deze bedenking alleen is genoegzaam voor elk die nog de eernaam van Patriot verdient, om liever alles te wagen dan dit te laten gebeuren. — Dat geene fraaije voorstellingen van toekomstige voordeelen iemand onzer misleiden! Door schoonklinkende woorden zocht men bij ons bij elke nieuwe Revolutie na 12 Junij 1798, bij elke nieuwe en telkens nog schandelijker schending van onze regten, te verblinden. Hoe men deze pil ook moge zoeken te vergulden, zij bevat het zekerst, het dodelijkst vergift voor Vrijheid en Vaderland!

Niemand denke dat ik de voortduring wensch, van het tegenwoordig Bestuur; dat zij verre. — Toen SCHIMMELPENNINCK zijnen troon beklom, eene magt aannam waarbij die der Stadhouder geenszins te vergelijken was, de dierbaarste regten des oppermagtigen Volks met voeten trad, aan de Bataven eene zogenaamde Constitutie gaf, waarbij zelfs de laatste schaduw der Vrijheid vernietigd wierd, en alzo de Patriotten verried, tot welken hij eens geschenen had te behooren, — toen verwachtte ik een zeer slecht, verderffelijk Bestuur, — dat echter de Engelschgezindheid zich zoo geheel onbewimpeld vertoont, openbare landverraders de gewigtigste posten bekleeden, en de Natie, zelfs de in armoede levende Ingezetenen,