Pagina:M.A. Hulshof, Oproeping van het bataafsche volk (1806).pdf/7

Deze pagina is proefgelezen

op zulk eene verregaande wijze door belastingen gedrukt, en uitgemergeld wordt, dit, en veel daar nevens, overtreft nog mijne treurige verwachtingen. Het bestuur van SCHIMMELPENNINCK (bijna geheel blind geworden terwijl Hij meest werkzaam was tot ’s Lands verderf) kan niet blijven voortduren, het valt door zich zelve; die voldoening, Patriotten! zullen wij nog smaken.

Maar op welk eene wijze, door welke middelen is er nog redding te hopen voor het Vaderland, ’t welk door verkeerde maatregelen zoo nabij aan deszelfs geheelen ondergang is gebragt.

Wij verëeren (ik durf gerustelijk in Uwer aller naam spreken, Bataafsche Patriotten!) de heilige grondbeginselen van den 22sten Januarij 1798; de Oppermagt des Volks, de Gelijkheid de Vrijheid de Eenheid der Republiek. Zonder Volks-invloed op het Bestuur, zonder werkelijk genot van Vrijheid en gelijke Regten, zonder dadelijke Eenheid, en het beöeffenen van die Republikeinsche grondregels, welke het Bataafsche Volk eens wettig aangenomen heeft op den 23sten April, 1798 (op welken dag hetzelve het laatst als Volk is werkzaam geweest) zonder dit alles kan dit Land niet bloeijen. De ondervinding heeft ons geleerd, dat naar mate men maatregelen genomen, en schikkingen doorgedrongen heeft, meer en meer afwijkende van die onveranderlijk ware principes, juist in die zelvde mate onze rampspoed is toegenomen. Wij verklaren dan van alle verdere zoodanige maatregelen ten uitersten afkerig te zijn; elk die, zonder door den aan den dag gelegden Volks-wil daar toe geroepen te zijn, dadelijke pogingen doet om zich zelven of een ander tot heerscher over ons te verheffen, als schuldig aan gekweste majesteit des Opper-