Pagina:M.A. Hulshof, Oproeping van het bataafsche volk (1806).pdf/8

Deze pagina is proefgelezen

magtigen Volks te beschouwen, en elk Bataaf als geregtigd om het recht des Volks tegen hem uittöeffenen. — Wij ontkennen dat eene Stemming met bijvallende stemmen, gelijk die waartoe in 1801 en 1805 de Natie op eene onwettige wijze opgeroepen is, eenig wettig gezag kan geven.

Het verwondere U niet te zeer, Bataven! dat de Keizer der Franschen, zonder ons verderf te willen, Prins LOUIS eene uitgestrekte magt over ons kan wenschen in handen gesteld te zien. — NAPOLEON moet overtuigd zijn dat een zoo Engelschgezind, zoo verkeerd Bestuur, onze Republiek niet alleen tot eene nuttelooze Bondgenoote maakt, maar ook deszelfs geheel verderf moet veröorzaken; en geen blijk van ’s Volks misnoegen komt ter Zijner kennisse, men schijnt hier gevoelloos, — Patriotten schijnen ’er niet meer te zijn! Moet de Keizer der Franschen zulk een Volk niet verächten, en zorge dragen dat het niet geheel vernield worde, noch tot den Vijand vervalle? Weläan Patriotten! vertoont U op eene waardige wijze, doet uwe gevoelens openbaar worden; verklaart genen VREEMDEN HEERSCHER, onder welken naam, of gezagsbepalingen het ook zijn moge, te willen; nog ook de afscheuring van een gedeelte uws Vaderlands;[1] betuigt uwe liefde voor Vrijheid en Regten, en dat gij voor derzelver verdediging alles veil hebt; veréénigt U zonder eenig verder verwijl met de ware Patriotten ter plaatse van uwe Woning, laat u niet van elkander verwijderen, zoo de dwinglandij pogen mogt uwe

  1. Hoe gemakkelijk het hen, die eens het Bestuur in handen hebben, valt, Wetten en Staatsregeling te verbreken en hunne magt naar verkiezing uittebreiden, heeft ons de ondervinding geleerd.