Pagina:Manifest van de provintie van Vlaenderen.pdf/9

Deze pagina is proefgelezen

als Schaepen zonder Herder. Het geheugen alleen moet ons bewegen van zoo een ontelbaer getal ongelukkige, de welke den schrik van die ongehoorde mishandelingen hebben moeten boeten, 't zy met langduerige ziekten, 't zy met de dood zelfs. Men berooft hun van hunne goederen, men verkeert de aen Godt toegewyde Plaetsen in onreyne stallen der peerden; de Altaeren worden onteerd; de goude en zilvere vaten misbruykt en geschonden; en alles word toegeeygent aen eene bedriegelyke schat-kist, onder der gewaenden naem van besteed te worden tot heyliger en godvrugtiger werken. (Caisse de Religion).

Alsdan waeren geene paelen meer aen de schendingen onzer grondwetten; men vernieigt alle de heylige Vergaderingen. Broederschappen en Gemeynten, onder het zelve voorwendsel van alle deze goederen tot nuttiger werken te zullen toeeygenen; zonder te voldoen aen de stigtingen en pligten, de welke de Geestelyke goederen aenkleven. Men rand aen de al-oude Godsdienstige en loffelyke gebruyken en plegtigheden van Gods Kerke; de leerstoelen van het H. Evangelium worden onteerd door het verstroyende aflezen van alle slag van wereldlyke beveelen, schikkingen en verordeningen.

Men wilt na het voorbeeld van het onbeschaft Duydsland hervormen het onderwys der jongheyd; en men belemmert dit met zoo veele hindernissen, dat het onmogelyk was tot eenige kennisse der taelen of wetenschappen te geraeken. De hooge Schoolen worden vervult en wedergalmen door de nieuwigheden en ongehoorde stellingen, meer eygen om de zeden te besmetten, als om den geest te verheffen en te onderwyzen; men tragtede de Grond-Wetten van den Godsdienst te verkeeren in een enkel voorwerp van Staetkunde; de wereldlyke Geregts-banken eygenden zig toe de regten van het Geestelyk gezag; eene Wet betreffende de beletselen in het Sacrament des Houwelyks vernietigt de onbetwistbaere vonnissen en uytspraeken der Kerk-Vergaderingen, schend de Leeringe der H. Vaders, verwerpt de oudste en plegtigste gebruyken; sy stelde ons bloot van te moeten zien oneyndige Houwelyks-schendingen; en zoude de naerkomelingen hebben doen treden in eenen afgrond van betwistingen op de Wettelykheyd van hun wederzyds verbond, zoo ten opzigte van hunnen geboorten als van hunne erfdeelen. Met een woord,