Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/112

Deze pagina is gevalideerd

ik kan de mensen toch niet aan touwtjes naar ons toe trekken!"

„Neen, dat is waar. Jij schijnt ze alleen te kunnen afstoten! Ben jij nu een man van even dertig jaar? Je lijkt wel in de zestig!"

Nooit heb ik Anna deze uitval kunnen vergeven.

Tegenwoordig neem ik wel aan, dat al mijn opwellingen, om iets uit te voeren of me althans beter voor te doen, de doodgeboren kindertjes zijn geweest van een machteloze geest; maar destijds verbeeldde ik me nog, dat de verandering ten goede elk ogenblik kon intreden, indien maar alles, dus ook Anna, mee in plaats van tegen wilde werken.

Wie beurt me op; wie geeft me vertrouwen was de instinctieve smeekbede van mijn ziel en Anna trapte me neer, bespotte me op de koop toe.

Nog een paar malen kwam zij op het zelfde onderwerp terug en telkens verweet ze me scherper mijn luiheid en mijn onhandigheid, die me beletten iets te zijn. Hoe doen anderen dan toch, was de vraag, waarmee zij al mijn tegenwerpingen neersloeg. Ik antwoordde al minder en minder, meer en meer overtuigd, dat het toch boven mijn macht ging mijn verhouding tot het mensdom te wijzigen. Toen ze eindelijk eens beweerde, dat wel beschouwd alles het gevolg was van mijn pedanterie, voelde ik 't als een blijdschap, dat deze schromelijke onrechtvaardigheid me weer het recht gaf voortaan geheel te zwijgen.

De eerste keer, dat ik deze tactiek in practijk bracht, keek ze me een poos strak aan met stille verwondering in de ogen. Daarna gleed er een minachtend lachje over haar lippen, trilden even haar neusvleugels, schokten haar schouders nauw merkbaar omhoog en... tegenover mij heeft zij het onderwerp nooit meer aangeroerd. In één opzicht bleek de oude Bloemendael zijn dochter goed te hebben gekend: ze was inderdaad verbazend gesloten. Het zal dan ook wel aan deze geslotenheid gelegen hebben, dat ik eerst toen me afvroeg: hoe is ze eigenlijk?

Ofschoon al twee jaren getrouwd, kende ik haar niet.

108