Och, neen; ze zei 't in 't voorbijgaan, op gemaakt onverschillige toon, als verlegen met de zaak, voorbereid op een uitbarsting van boosheid.
Ik verbeeldde me, dat ze dacht: van dat kind zal jij nooit houden en ik zal er me eenmaal voor... schamen.
Later als de dokter zei: „'t Is erg zwakjes", waagde ik 't nooit haar aan te zien.
De avond, nadat ze me van haar zekerheid kennis had gegeven, vond ik mijn bed naar een ander vertrek verplaatst.
Wat mij 't eerst in deze daad trof, was de zwijgende eigenmachtigheid van haar handelen.
Zag ze dan in 't geheel niet meer tegen me op?
Natuurlijk durfde ik weer niets zeggen, niets vragen.
Misschien—vleide ik me nog—had ze maar gedaan, wat in dergelijke omstandigheden gebruikelijk is. 't Is wel mogelijk, dat mij de voelhorens ontbreken om het gepaste van zo iets te beseffen.—
Zij beviel voorspoedig van een dochter; het wurm leefde ruim anderhalf jaar.
Gedurende deze anderhalf jaar is Anna zó angstig gelukkig geweest, dat de stompste man begrepen zou hebben: ze heeft vergoeding gevonden voor een grote teleurstelling.
Liefde heb ik voor het kind geen ogenblik gevoeld; de lust om 't eens in mijn armen te nemen is nooit in mij opgekomen. Dat zullen velen een schandaal noemen en ik begrijp, dat zij zo moeten spreken, maar van wie is 't een schandaal?
Van mijn egoïsme, dat me dwong iets te ontberen, waarin anderen hun grootste geluk vinden?
Konijnen zijn bijzonder ongevoelige dieren. Is dat hun schuld en dus ook een schandaal?
Hoe vreemd 't mag schijnen, ik voelde meer genegenheid voor mijn poes dan voor mijn dochter. Voor die kat althans getroostte ik me allerlei lasten en ik bediende het zelfzuchtige dier op zijn wenken; maar toch was ik tegelijkertijd ook weer onverschilliger voor dat beest dan voor