Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/131

Deze pagina is gevalideerd

laten gaan. Mijn antwoord volgde dan nu ook met een spoed, alsof ik bang was, dat iets me nog beletten zou 't uit te spreken.

„Gelukkig kan alleen een domkop zijn; want het geluk bestaat uit twee tegenstrijdige elementen: de tevredenheid en het genot. Geniet en je mist de tevredenheid; wees tevreden en je mist het genot. Daarom is het geluk alleen denkbaar voor hen, die genieten zonder er aan te denken, dat zij altoos meer willen en dus ontevreden zijn, of voor hen, die tevreden zijn zonder er aan te denken, dat zij niet genieten. Wie nadenkt kan onmogelijk gelukkig wezen, tenzij..."

Ik stuitte, omdat ik niet durfde uitspreken, wat me daar eensklaps naar de lippen drong.

„Tenzij..." herhaalde de Kantere en plotseling weer driester wordend, met een boosaardig plezier de kennelijk-niet-ongelukkige man te kwetsen, stotterde ik:

„Tenzij hij een dweper is en dus verblind... dus met zijn gevoel contrôle uitoefent over zijn verstand in plaats van omgekeerd."

De Kantere bleef volmaakt kalm.

„Dan zou ik me onder de dwepers moeten rangschikken; want... hoeveel ik ook verloren heb... kan en mag ik me niet ongelukkig noemen. Toch geloof ik niet er een te zijn. Wel ben ik een idealist; maar dat is niet hetzelfde. U noemt genot en tevredenheid tegenstrijdige elementen; maar waarom? Als u onder genot per se verkeerd genot verstaat, genot ten koste van anderen, of ten nadele van u zelf... ja, dan...; maar er bestaat toch ook ander genot, is 't niet?"

Ik zweeg. Zover gekomen moest ik de kern van mijn ziel blootleggen of zwijgen. Gelijk iemand, die, koppig een bewering volhoudend zonder zijn bron te willen noemen, liever ten slotte voor zijn slinks afluisteren zal uitkomen dan zich laten zeggen: je praat maar wat of je liegt, aldus voelde ik de verleiding om het zieleleven te biechten, waarop mijn mening steunde. 't Was echter weer, of ik in mijn gemoed nog een rotsblok had weg te ruimen om

127