doezelde mijn felle gedachten ineen tot parelgrijze visioenen van liefde en genot. Ik liep wakend te dromen en in die droom-illusie werd ik tot een ander wezen, vol diep gevoel, dat me doorruiste als een groots-melancholische muziek.
Op een bank zat een vrijend en fluisterend paar, de hoofden schuin voorovergebogen, de vingers ineengestrengeld, de schouders tegen elkander gedrukt. Ik keek op hen neer en voelde me minder vijandig dan vroeger tegenover het geschuwde mensdom. Ik zou nu met hen medeleven; eindelijk kreeg ik ook mijn deel. 't Is waar, ik had een ander, minder bezoedeld genot gewenst; maar is de geur van een roos minder strelend, omdat zij gevoed wordt met drek? Wat kon haar verleden me schelen, indien ze vandaag me maar vijf minuten lang begeerde, gelijk ik haar begeren zou? Ver moest ik lopen; maar het lopen verstoorde mijn stemming niet.
Toen ik aanbelde, klopte het hart me weer in de keel van angst, dat een van die kleine ontnuchterende bijzonderheden, waarmee ik zo dikwijls te kampen had gehad, alles weer zou bederven.
Maar neen!—Carolien was keurig ingericht; haar mooi viel dichtbij niet tegen; ze had niets, dat me hinderde; ze gedroeg zich noch ruw, noch verveeld; ze deed, alsof er geen geld in het spel was en een uur lang genoot ik ongeveer, wat ik zo vaak, op zoveel plaatsen vruchteloos gezocht had.
O, die liefkozingen van een lenig blank vrouwelichaam, dat zelf geliefkoosd wil worden, die bedwelming stralend uit een helder zacht-blauw oog, dat niet minacht, niet afweert; maar aanlokt, vraagt, ja smeekt! En dan die zoenen van een paar fris warme lippen, voor wie het kussen een heerlijkheid is, die onbeschrijflijke weelde van genot te kunnen schenken in het vinden van de hoogste verrukking!
't Zal alles van haar wel comedie zijn geweest... maar ze speelde die comedie zo bedriegelijk goed en ik liet me zo graag bedriegen.