Is alles niet illusie en is de illusie niet alles?
Wel beschouwd is zelfs het woord illusie hier te mooi. Ook illusies verkwijnen en verschrompelen in een bedorven atmosfeer, net als planten in een serre, waar gas brandt; maar ach, dan zet een mens als ik er imitaties voor in de plaats: nagemaakte planten in zijn serre, nagemaakte illusies in zijn ziel.
Wat me nog nooit overkomen was, overkwam me die nacht: toen ik van Carolien wegging, was 't niet met walging; maar mijn ganse ziel doorjubeld van verlangende verliefdheid.
Een genotvol tevreden, soezerige loomheid bleef me de volgende morgen bij. Ik leefde nog altijd door in de vorige avond. Na zo'n lange tijd van al drukker en drukker terugkerende buien van machteloze exasperatie, waaruit zich ten slotte een blijvende verbittering als iets loodzwaars in mijn gemoed had afgezet, was 't een ware verademing eindelijk eens genoten te hebben en te mogen denken: zodra ik wil, geniet ik weer. Zeker was Carolien—reeds omdat ik haar betaalde—niet de ideale vrouw, die zowel de nuchtere sensualist van 's morgens als de overspannen dweper van 's avonds in me bevredigen kon; maar behalve, dat zij de blankheid van huid, de gevuldheid van boezem, de ronding van hals, armen en schouders, in één woord de weelderigheid bezat, welke mijn ogen streelde en mijn lust opwekte, liefkoosde zij verrukkelijk. O, wat heerlijk ogenblik, toen ze mijn hoofd tussen haar handen had genomen, haar lippen langzaam, al vaster op de mijne neergedrukt en ik haar de ogen had zien sluiten, als in een zwijmeling van genot. Alleen de herinnering er van doorgloeide me als een warme wijn, die edelmoedig en vrolijk maakt, en meer en meer voelde ik mijn verlangen naar haar als iets nieuws in me, een begeerte, waarin toch werkelijk de man van 's morgens en die van 's avonds beiden aandeel hadden, een heel willen van die vrouw, een willen, dat ze ook helemaal de mijne zou zijn.
Zou ik me dit alles hebben opgedrongen?