Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/163

Deze pagina is gevalideerd

beschouwen, ja. Ik weet wel, dat er in uw ogen veel onrechtvaardigs in het leven is, omdat het verkeerde wel eens een kortstondige voldoening schenkt en alle goede daden niet op de voet gevolgd worden door de beloning. Nietwaar? Maar een voorbeeld, dat het kwaad gelukkig maakt, kan u me toch niet noemen en waar het goede ons dikwijls aanvankelijk smart baart, maakt het ons immers juist ontvankelijk voor het hoogste geluk. Is 't niet zo, mevrouw? Lijden is nu eenmaal de prijs waarvoor dit geluk te verkrijgen is. Aan wie hebben wij 't te wijten, als wij te gierig zijn die prijs te betalen?"

Terwijl hij zo sprak, had ik Anna's ogen weer helderder en dwepender op zien glanzen; nu riep ze in vervoering uit:

„O, dominee, hoe waar is dat! Hoe waar is dat!"

Deze hysterische instemming maakte me bijzonder kregelig en met een onaangenaam lachje zei ik ongeveer:

„Een fijne waarheid! Ik had van een almacht iets beters verwacht dan zo duur te koop aan te bieden, wat hij gratis zou kunnen geven. Nu weet ik wel, wat u daartegen zal inbrengen. We kunnen hem niet doorgronden, niewaar? Mij wel; maar dan vraag ik al weer, of het werk ooit de meester kan loven, als dat werk bestaat uit de dwang om naar een doel te streven met het verbod ooit dit doel te leren kennen?"

„Dat doel voel je" schetterde Anna triomfantelijk. „Je voelt 't elk ogenblik, als je je plicht doet en dan voel je ook, dat daarin je enig waar geluk is gelegen!"

Ik werd steeds korzeliger en toen de Kantere met al de klem van een leermeester, die zich eindelijk begrepen ziet, gezegd had:

„Juist, mevrouw!" viel ik in:

„Ja, als je naïef genoeg bent het toegeven aan je neigingen voor plichtsvervulling te houden."

Anna had weer een tegenspraak bij de hand.

„Wanneer je geen kind meer bent, dan heb je juist alle andere neigingen op zij gezet. Zegt Feuchtersleben dat ook niet?"

159